
Hartbert 1139-1150
Herman (van Hoorne) 1150-1156
Godfried van Rhenen 1156-1178 (blz. 33)
Boudewijn van Holland 1178-1196
Diederik van Ahr 1198-1212
Wilbrand van Oldenburg 1227-1233
Otto van Holland 1734-1249
Hendrik van Vianden 1249-1267
JanvanArkel 1342-1364
Jan van Verneburg 1364-1371 De Weerd en Amersfoort
Arnold van Hoorne 1371-1378 De Weerd
Floris van Wevelinghoven 1379-1393 De Weerd?
Frederikvan Blankenheim 1393-1423 Rhenen (blz. 53)
Zwedervan Culemborg 1425-1433 Rhenen
Rudolf van Diepholt 1423-1455 Rhenen
David van Bourgondie 1455-1496 Wijk bij Duurstede (blz. 63)
Engelbert van Kleef 1481-1483 Utrecht?
Frederikvan Baden 1496-1516 Wijk bij Duurstede
Philips van Bourgondie 1517-1524 Wijk bij Duurstede
Hendrik van Beieren 1524-1528 Wijk bij Duurstede
c. Bourgondisch-Oostenrijkse landsheren
Hoewel Utrecht reeds in 1528 aan Karel v gekomen was, werd pas in 1567 een
munt te Utrecht opgericht waar op naam van Philips 11 werd gemunt (munt-
teken: stadswapen).
d.Provinciale munt
In 1577 namen de Staten het beheer van de munt over, die zieh ontwikkelde
tot een van de productiefste munthuizen van de Republiek. De aanmuntingen
duurden vrijwel ononderbroken voort tot 1808.
e. Stad Utrecht
De stad verwierf in het derde kwart van de i4e eeuw (vöör 13 89) het recht
155 Utrecht (stad), duit 1509 (0,66 g; 16 mm)
kleingeld op eigen naam te slaan (blz. 64), welk recht zij tot het einde van de
Republiek heeft uitgeoefend. In ieder geval sedert 1578, mogelijk reeds vroeger,
werden de stedelijke munten vervaardigd in de landsheerlijke, respectievelijk
provinciale munt, echter op grond van afzonderlijke door de stad verstrekte
commissies.
Door de stad is klein zilvergeld geslagen: vierde kwart 14e, eerste kwart 15e
eeuw, 1477-1478,1509-1527 (zie afb. 155), 1578-1600,1627 en 1665-1666: koperen
munten 1578-1579 en vrijwel ononderbroken 1617-1790.
In uitzonderlijke omstandigheden is enkele malen groter geld geslagen: 1483
tijdens de opstand tegen bisschop David, 15 1 1 tijdens de bezetting door hertog
Karel van Gelre en 1578 tijdens de opstand tegen Philips 11 (blz. 64,94).
f. Munt van de eenheidsstaat
Bij het einde van het jaar 1806 werden de nog bestaande provinciale munthuizen
opgeheven en de munt te Utrecht geconstitueerd als munt van het
Koninkrijk Holland. Aanmunting op naam van de provincie duurde echter tot
1808 voort, waarna de muntslag op naam van de nieuwe koning werd aange-
vangen (blz. 178,181). Na de inlijvingbij Frankrijkwerd de Utrechtse Munt een
van de Franse keizerlijke ateliers. Na de bevrijding werd in dejaren 1814-1816
wederom op naam van de provincie gemunt, waarna in 1816 de aanmuntingen
voor het Koninkrijk der Nederlanden begonnen.
Koninkrijk Holland Lodewijk Napoleon, 1806-1810 muntteken: bij
Franse keizerrijk Napoleon 1,1810-1813 muntteken: visje
Koninkrijk der Nederlanden muntteken: mercuriusstaf
Willem i, 1815-1840
Willemn, 1840-1849
Willem ui, 1849-1890
Wilhelmina, 1890-1948
Juliana, 1948-1980
Beatrix, 1980-heden
Muntmeestertekens zijn sedert 1810 regelmatig in gebruik.
7 Noord- eri Zuid-Holland
a. Graven van Holland
De oudste Hollandse munten dateren blijkens recente onderzoekingen uit de
n e en het begin van de 12e eeuw. Mogelijk dienen 00k enkele anonieme stuk