
De laatste twintig jaar van de geschiedenis van de Nederlandse munten
loopt parallel met de regeringsperiode van koningin Beatrix. Door
de introductie van de euro is dit meteen ook de laatste 2 o j aar van de
Nederlandse gülden geworden. Hierin is op muntgebied zoveel veran-
derd dat het verantwoord is speciaal over deze période een hoofdstuk
aan dit boek toe te voegen. In het onderstaande zal worden ingegaan
op de geschiedenis van de Nederlandse munten van 1980 tot en met
2001.
143 Beatrix (1980- heden), 1 gulden i98otroonswisseling (6 g; 25 mm)
De abdicatie van koningin Juliana ten gunste van haar dochter Beatrix
in 1980 was voor het ministerie van Financiën aanleiding om een gulden
en een rijksdaalder uit te geven met de portretten van de scheidende
en komende vorstin. Net als de rijksdaalder uitgegeven ter gele-
genheid van de herdenking 400 jaar Unie van Utrecht in 1979 werden
deze twee muntstukken in een grote oplage voor de circulatie gepro-
duceerd. Een heel kleine hoeveelheid van deze ‘inhuldigingsset’ werd
vervaardigd in zilver en was uitsluitend bedoeld als geschenk aan hen
die betrokken waren geweest bij de realisatie van de productie van
deze stukken.
Het aantreden van een nieuwe vorstin bood de gelegenheid niet
alleen het portret op de voorzijde te wijzigen. Het is tevens aangegre-
pen een grondige herziening van de gehele beeldenaar van de muntstukken
door te voeren. Op advies van ontwerper Bruno Ninaber van
Eyben verdween het gekroonde rijkswapen van de keerzijde van de
gulden en de veelvouden. Een mathematisch lijnenpatroon dat de
waarde van ieder muntstuk in centen uitdrukte kwam ervoor in de
plaats.
Vanwege de verwachte extra vraag naar munten werd tijdelijk voor
de productie van kwartjes, dubbeltjes en stuivers een beroep gedaan
op de British Royal Mint te Llantrisant (Wales). Hoewel in het daartoe
uitgevaardigde Koninklijk Besluit uit 1981 ook de mogelijkheid werd
geboden daar guldens te laten slaan, is hiervan geen gebruik gemaakt.
De in Wales geslagen stukken zijn gelijlc aan de te Utrecht geprodu-
ceerde stukken en dragen aile het portret van koningin Juliana op de
voorzijde. Op de keerzijde tonen deze stukken het jaartal 1980, het
muntmeesterteken haan met ster en zelfs het muntteken van Utrecht:
de stafvan Mercurius met de slangen.
De muntbiljetten van 1 en 2tß gulden zijn tot 1988 wettig betaalmiddel
gebleven. Er was toen nog maar een miniem aantal in omloop.
De mogelijkheid tot uitgifte van nieuwe muntbiljetten is open gebleven
tot de invoering van de muntwet 2002.
In olctober 1982 werd bepaald dat de cent vanaf 1 maart 1983 buiten
omloop zou worden gesteld. Al in 1968 was de afschaffing van de cent
ter sprake gekomen. Op basis van het advies van de Muntcommissie
1968, naar de voorzitter ook wel Commissie-Stevens genoemd, over-
woog de overheid al vanaf 1971 het i-centstuk af te schaffen. Sinds de
laatste wij ziging van de muntwet in 1948 waren de prij zen met meer
dan 100% gestegen en was gebleken dat de prijs van circa 60% van alle
consumptiegoederen al op een vijfvoud van een cent was afgerond.
Om de afhame van de betekenis van de cent als circulatiemunt verder
kracht bij te zetten werden vanaf 1976 niet meer dan 15 miljoen stuks
per jaar geslagen. De laatste productie van i-centstukken vond in 1980
plaats.
In 1982 werd tevens bepaald dat de aanmunting van gouden duka-
ten niet meer in opdracht en dus voor rekening van particulieren zou
kunnen geschieden. Het recht van aanmunting was voortaan voorbe-
houden aan de Staat. Zij maakte daarvan sinds 1985 jaarlijks voor ver-
zamelaardoeleinden gebruik. De muntwet 1987 maakte mogelijk dat
naast enkele ook de dubbele gouden dukaten en zilveren dukaten
geproduceerd konden worden. Deze drie muntstukken hebben niet de
hoedanigheid van wettig betaalmiddel en zijn louter bedoeld voor ver-
zameldoeleinden.
De invoering van een munt van vijf gulden werd eerst in 1981
bepleit. De bij De Nederlandsche Bank aanwezige grote voorraad bank