
die van Philips n werd vervangen. Zelfs Holland dat van harte met het
afschaffen van de winst op de munt had ingestemd, hield zieh niet
geheel aan de nieuwe voorschriften. Het gafwel niet als de zojuist
genoemde gewesten overgewaardeerde munten uit, maar verving
eigenmächtig de Philipsdaalder door een herhaling van de
Bourgondische rijksdaalder van 1567, die voor de buitenlandse handel
van Holland geschikter geacht werd.
De toenemende felheid waarmee de oorlog werd gevoerd, leidde ten
slotte tot een fórmele breuk met de koning: in 1581 namen de
Staten-Generaal het besluit Philips 11 vervallen te verklären van de soe-
vereiniteit en werd het gebruik van zijn naam en wapen op de munten
verboden. Dit betekende natuurlijk het einde van de aanmunting van
de zojuist opnieuw ingevoerde Philipsdaalders (al werd het type hier
en daar in afwachting van nieuwe regelingen nog een j aar gehand-
haafd). De toenemende tegenstellingen tussen de gewesten en de
zwakte van de centrale regering hebben echter het tot stand komen
van een nieuwe algemene regeling belet. Brabant en Viaanderen hidden
aanvankelijk consequent aan de in 1579 aanvaarde politiek vast.
Zij bleven volgens hetzelfde systeem munten, maar vervingen een-
voudig de naam Philips 11 door die van de nieuwe soeverein, Frans van
Anjou, broer van de koning van Frankrijk. De oostelijke provinciën die
bijzonder zwaar van de gevechten te lijden hadden en minder
onmiddellijk in de overzeese handel ge'interesseerd waren, hervatten
de aanmuntingen met winstoogmerk. Gelderland begon nog in 1581
met een nieuwe muntreeks van bijzonder ffaaie uitvoering, de Gel-
derse gouden en zilveren rijders, maar wederom vooral met het oogmerk
van directe winst ver boven de intrinsieke waarde in omloop gebracht.
Friesland nam de Gelderse typen over (zie afb. 77), Zeeland zette de
77 Friesland, gouden rljder 1582 (3,26 g; 26 mm)
aanmunting van zij n dubbele dukaten op ruime schaal voort.
Overijssel volgde het voorbeeld door navolgingen van allerlei bekende
goudstuklcen te fabriceren (nog jarenlang op naam van Philips 11,
omdat dit gewest het afzettingsbesluit niet had ondertekend).
In het zuiden is het vooral de stad Gent geweest, toen in handen van
de radicale calvinisten, die de stedelijke munt tot het uiterste uitbaat-
te. Tussen 1581 en de herovering van de stad door Parma in 1584 wer-
78 Gent, nobeli583 (6,8ig;32mm)
den daar grote hoeveelheden gouden nobels (zie afb. 78) en koperen
munten geslagen alle op naam van de stad, die zieh fier ‘de herstelde
metropool van Viaanderen’ noemde. Pas toen in 1583 de herovering
steeds verder schreed, gingen de gewestelijke regeringen van Brabant
en Viaanderen in hun uiterste nood dezelfde weg. In het laatste j aar
van hun onafhankelijkheid werden te Antwerpen en te Brugge gouden
munten met naam en wapen van de provinciën uitgegeven, die
ter wille van de oorlogskas weer ver boven hun innerlij ke waarde
getarifeerd waren, wat nauwelijks gecompenseerd werd door hun
ffaaie patriottische voorstellingen en omschriften.
In 1585 werd met de val van Antwerpen de herovering van de zuide-
lijke gewesten door Parma voltooid, al bleef nog jarenlang een smalle
strook van Viaanderen - binnen het bereik van de Zeeuwse vloot - van
de Staat. De munten te Brugge en Antwerpen hervatten de muntslag
voor de koning en de Staten werden weer geheel van het muntbeheer
uitgesloten. In hetzelfde j aar werd ook het zuiden van Gelderland
heroverd, waardoor de munt te Nijmegen de muntslag op naam van
Philips il hervatte (de provinciale Gelderse munt was al eerder om vei-
ligheidsredenen naar Harderwijk verplaatst). In een groot deel van de