
van vertegenwoordigers van de overheid werd nagezien. Op grond van
de daarbij gedane bevindingen werd de door de muntmeester ver-
schuldigde sleischat, alsook een eventuele boete bij gebleken tekort-
komingen in gewicht en gehalte vastgesteld. Ook
had de waardijn het beheer over de voorraad
Stempels en moest hij de Stempels van eventueel
buiten gebruik gestelde muntsoorten inhouden
of vernietigen (zie afb. 91). Ten slotte werd van de
muntmeester in het algemeen verlangd, dat hij
een waarborgsom deponeerde of borgen stelde
voor zijn eventuele verplichtingen aan de overheid
en een bedrijfskapitaal ter beschikking had
om aan afhemers onmiddellijk na de inlevering
van een hoeveelheid goud of zilver de daarvan
mettertijd te vervaardigen munten te kunnen
voorschieten.
De muntmeesters waren dan ook in het algemeen
kapitaalkrachtige lieden. Hoewel deconfi-
tures ten gevolge van ongunstige omstandighe-
den ofwel van ondeskundige of ffauduleuze
bedrijfsvoering geen uitzondering waren, kon-
den zij veelal met het in de munt belegde kapi-
taal belangrijke winsten behalen. Hoewel de
nominale waarde van de a f te leveren munten en
de aan de leveranciers voor edel metaal te betalen
prijzen, benevens de sleischat van de overheid en
het loon van de munters, dus eigenlijk alle facto-
ren van betekenis, wettelijk geregeld waren, was
manipulatie hiermee geenszins uitgesloten. Zo
blijkt het dat, ondanks de vaste muntlonen, in het
oosten van het land de salarissen van de munters lager waren dan in
het economisch meer ontwikkelde westen. Daartegenover stond, dat
het edel metaal in het algemeen aangevoerd werd in de havens van het
westen en de muntmeesters elders dus siechts konden concurreren,
indien zij aan de handelaren een tegemoetkoming gaven ter compen-
satie van de hogere transportkosten. Ook konden de muntmeesters
wv
91 Boven-enonderstempelvoor«
van de stad Utrecht 1710 (collectie
Centraal Museum Utrecht)
van hun overheden soms allerlei faciliteiten verkrijgen van vrij
onschuldige verlagingen van de sleischat tot toestemmingen om ‘in
alle stilligheid’ het gehalte of gewicht van de munten te Verlagen, nog
afgezien van meer dan eens aan de dag gekomen bepaald ffauduleuze
handelingen van de muntmeesters of hun ondergeschikten.
De nadruk dient erop gelegd te worden dat aanmuntingen voor
rekening van de overheid tot de grote uitzonderingen behoren.
Voorschriften over aan te maken hoeveelheden werden de muntmeesters
slechts gegeven voor kleingeld, gewoonlijk om de aflevering
tegen te gaan van te grote hoeveelheden winstgevende pasmunt. Zo
werd vooral voor koperen duiten de muntmeesters slechts toegestaan
kleine van tij d tot tij d vastgestelde hoeveelheden af te leveren, uit
bezorgdheid dat grote massa’s van deze goedkope munten het
zwaardere geld uit de omloop zouden drijven. Maar verder werd de
keuze van aan te maken soorten - de ordonnanties stelden gewoonlijk
de keuze tussen verschillende typen openHen de daarvan uit te geven
hoeveelheden geheel aan vraag en aanbod overgelaten.
Het door de muntmeesters verwerkte materiaal was in hoofdzaak
tweeerlei. Nieuwe munten werden geslagen hetzij van bestaande
binnen- of buitenlandse munten, hetzij van geimporteerd edel
metaal. De omsmelting van oude munten, waarop steeds een belang-
rijk deel van de bedrijvigheid van de muntateliers had berust en nog
berustte, was uiteraard alleen voordelig wanneer munten die een läge
koers bezaten in verhouding tot hun metaalwaarde omgezet konden
worden in andere die in de officiele tarieven of in de praktijkvan de
handel een relatief hogere koers genoten. Transacties als de omsmelting
van Philipsdaalders in de overgewaardeerde leeuwendaalders en
korter geleden de verwerking van goede rijksdaalders tot schellingen
en dubbeltjes zijn goede voorbeelden daarvan, en gelegenheden als
deze bleven zieh nog lange tijd voordoen.
Export van Nederlaridse munten
Een veel belangrijker rol speelde tijdens de Republiek echter de ver-
vaardiging, vooral van geimporteerd metaal, van muntsoorten die