
112 Geoctroyeerde Munt van Dirk Bosch te Enkhuizen, schelling 1674 (3»29 g¡ 25 mm)
de stedelijke munthuizen, die langzamerhand alle zes weer in bedrijf
gekomen waren; zelfs de stad Groningen heropende een eigen werk-
plaats naast de door stad en Ommelanden samen beheerde provinciale
munt!
Het ontbrak intussen niet aan een reactie tegen deze hand over hand
toenemende vervaardiging van siecht geld. Binnen enkele jaren ging
dit in de binnenlandse circulatie volledig overheersen en het vond ook
een zeer günstig afzetgebied in de Spaanse Nederlanden, vooral toen
deze na het uitbreken van de Negenjarige oorlog weer etappegebied
van het Nederlandse leger werden. Reeds onmiddellijk na herstel van
normale toestanden in 1674 zijn zowel generaalmeesters van de munt
als de Staten van Holland zieh intens met de muntzaken gaan bezig-
houden. De laatste hebben enige tijd veel verwacht van een zekere
Dirk Bosch, die vrij vage voorstellen deed over sanering van het muntwezen
en op grond daarvan van de West-Friese steden een octrooi had
verkregen om te Enkhuizen een particulier muntbedrijf op te richten.
Hij muntte daar op naam van West-Friesland, echter met enigszins
andere beeldenaars dan in de reguliere landschapsmunt te Hoorn (zie
afb. 112). Al gauw bleek dat het met veel verve verdedigde plan in feite
niet anders betekende dan nog eens aanmunting van minderwaardig
kleingeld en maakten de Staten er in 1679 een einde aan.
Holland en de statenmunten
Intussen bepaalden de Staten van Holland hun politiek. Zij wensten
handhaving van de bestaande muntvoet (en verboden daarom de circulatie
in Holland van de Zeeuwse daalders) en maatregelen om het
overtreden van de bestaande wetgeving door muntmeesters en
gewestelijlce regeringen tegen te gaan; zij wilden niets weten van
erkenning van de feitelijk ontstane verzwakking van munt en van
maatregelen tegen de zilverhandel om de muntmeesters te bescher-
men. Het Hollandse plan om tot verbetering op deze basis te komen,
vond dan ook in de Staten-Generaal geen bijval. Omdat immers elders
geheel eigenmächtig werd gehandeld, ging Holland zelf in provinci-
aal bestek tot uitvoering over. De Staten besloten 27 aprii 1679 tot
invoering van een reeks nieuwe munten, van de aanvang af statenmunten
genoemd, gepaard met maatregelen tegen de omloop in
y>
7
1 1 3 T ek en ing v an het e e r s te (afgekeurde) ontw erp vo o r d e H o llan d se S tatendriegu lden 16 7 6 /
16 7 7
Holland van het minderwaardige elders geslagen geld (zie afb. 113).
De reeks zou stukken omvatten van 3 ,2 ,1 en x\i gulden en men ver-
wachtte in de eerste plaats van deze nauwe aansluiting bij de reken-
munt (in tegenstelling tot de siecht daarbij aansluitende koersen als
63 st. voor de rij der) een handhaving van de eenmaal vastgestelde
waarde.
Inderdaad werd nog in 1680, nadat nogmaals ten behoeve van de
nieuwe emissie, de technische outillage van de munt belangrijk was
verbeterd, met de vervaardiging te Dordrecht een aanvang gemaakt.
Aanvanlcelijk droegen de nieuwe munten als hoofdmotief een grote
Hollandse leeuw, maar al in 1681 werd, zonder dat geheel duidelijk
blijkt op wiens initiatief, de leeuw vervangen door een staande
Pallasfiguur, een speer met vrijheidshoed in de rechterhand houdend
en de linkerarm steunend op een boek dat op een sokkel rust. Het
omschrift: ‘Deze (de vrijheid) verdedigen wij en op deze (het geloof)
steunen wij’ maakt de betekenis van deze symboliek onmiddellijk