
Beiersgulden goudgulden met Johannes de Doper van Jan van Beieren,
ruwaard van Holland (1420-1425)
Bezemstuiver populaire naam voor de Nederlandse stuiver met pijlenbundel
(blz. 165,249)
Blank 1. aanduiding in i4e-i6e eeuwvan diverse zilverstukken van goed
(blank) zilver;
2. rekeneenheid ter waarde van 3/4 stuiver
Botdrager Vlaamse zilveren munt van 2 groot, ingevoerd in 1390, waarop een
zittende leeuw met wapenschild op de rüg; zie 00k onder Butken
Bourgondische gulden zie Andriesgulden
Bourgondische rijksdaalder zilveren munt van de Bourgondische Nederlanden,
geslagen 1567-1571; gewicht 29,38 g, gehalte 0,892 (blz. 84)
Braamse Brabantse, zeer klein, eenzijdig muntje van 1/s piale, in Overijssel in
de 15e en 16e eeuw geslagen
Braspenning zilveren munt van oorspronkelijk 2, weldra 2^2 groot, het eerst
geslagen door Jan zonder Vrees in Vlaanderen in 1409 (blz. 49). Later bena-
ming van diverse munten ter waarde van 21¡2 groot = 1 1/4 stuiver en rekeneenheid
van dezelfde waarde
Brûlé algemene aanduiding van kleine van bilj oen of koper vervaardigde
munten van het prinsbisdom Luik.
Butken oorspronkelijk halve botdrager, in de 15e -17e eeuw in Oost-Nederland
gebruikelijke naam voor munten van 1/2 stuiver
Carolusgulden zie Karolusgulden
Cavalier d’or zie Gouden rijder
Cent munt van 1/ioo gulden, ingevoerd in 1816 bij de invoering van het decimale
stelsel in het Nederlandse muntwezen; geslagen 1817-1877 in koper,
sedertdien in brons (blz. 182)
Clemmergulden gouden munt van Gelre, geslagen onder hertog Karel van
Egmond (1492-1543)
Courte zie Körte
Cruzaat Portugese gouden munt, ongeveer gelijlc aan de dukaat; in de 16e
eeuw in de Nederlanden veel in omloop en een enkele maal geimiteerd
Daalder 1. algemene benaming (oorspr. Joachimsdaalder) voor de sinds de
16e eeuw het eerst in Duitsland, daarna oolc elders geslagen zware zilveren
munten; na 1566 betiteld als rijksdaalder (zie aldaar);
2. aangezien de daalder (1) ca. 1560 een waarde had van 30 st., bleef de naam
daalder bewaard als aanduiding van een bedrag van 14/2 gulden. In de 17e
eeuw werden in de Republiek daalders van deze waarde geslagen (blz. 152,
Davidsgulden goudgulden van David van Bourgondië, bisschop van Utrecht
(1455-1496)
Denarius Latijnse naam van de sinds Karolingische tijd geslagen zilveren penning
(blz. 23); de afkorting d. voor penning is lang in gebruik gebleven
Denier zie penning
Driel ander zilveren munten van hertog Jan iv van Brabant (1415-1427), die
geslagen zouden worden in Brabant, Henegouwen en Holland (blz. 50)
Dubbeltje sinds de 17e eeuw gebruikelijke aanduiding voor munten van 2 stuiver
(blz. 136,248,265)
Dubloen in de Nederlanden in de 16e eeuw gebruikelijke benaming voor de
Spaanse dubbele gouden dukaten (doblas excelentes: 7,0 g) met de aanzien-
de borstbeelden van Ferdinand en Isabella, die hier in de 16e eeuw veelvul-
dig gebruikt en geïmiteerd werden (blz. 75,97). Later wordt de term vrijwel
uitsluitend gebruikt voor de Spaanse dubbele escudo of pistool (6,75 g) en,
minder strikt, voor de veelvouden van deze munt
Duit sinds de 14e eeuw benaming van munten ter waarde van 1¡4 groot of 1/s
stuiver, aanvankelijk in zilver, na 1573 in koper geslagen. In de 17e en 18e
eeuw de kleinste eenheid in het Nederlandse muntstelsel: 8 duiten = 1 stuiver
(blz. 140,163,268)
Dukaat, Gouden gouden munt van 3,50 g, het eerst geslagen door Venetië in
1284, later in vele andere landen, vnl. Hongarije, Duitse staten, Spanje en
de Nederlanden. Vanaf 1586 voornaamste goudstuk van de Republiek (blz.
241), waarvan aanmunting, als handelsmunt, is voortgezet onder het
Koninkrijk tot i960 (blz. 182)
Dukaat, Russische zie blz. 17 1,18 3
Dukaat, Zilveren munt van de Republiek geslagen 1659-1808 (zie blz. 250).
Wegens de waarde 2^2 gulden gewoonlijk rijksdaalder genoemd. In
Zeeland geslagen exemplaren hadden sinds 1672, hoewel van gelijk
gewicht en gehalte, een koers van 52 st. (blz. 149,172)
Dukaton zilveren munt van 3 gulden van de Zuidelijke Nederlanden, geslagen
vanaf 1618 met de borstbeelden van Albert en Isabella, later van Philips iv,
resp. Karel 11; gewicht 32,48 g, gehalte 0,944 (blz. 138). De naam wordt 00k
toegepast op de Nederlandse zilveren rijders, die dezelfde waarde hadden
(blz. 1 4 4 )
Dukaton, Gouden zie soeverein
Ecu zie schild
Engelse zie sterling
Escalin zie schelling
Essayeur zie blz. 119