
staande heilige bisschop (populair knaplcoek), ter waarde van ong. 1/2 Rijnse
gulden
Reaal, Gouden 1. zeer grote gouden munt (14,82 g) van Philips de Schone, geslagen
in 1487 (grote reaal van Oostenrijk);
2. gouden munt van de Bourgondische Nederlanden, geslagen onder Karel v
(met de keizer ten halven lijve) en Philips 11 (met gekroonde kop); gewicht
5,32 g, gehalte 0,992; waarde/ 3,-, later/ 5,-
Reaal, Zilveren m belangrijkste zilveren munt van Spanje, die vooral in de 16e
eeuw in groot aantal in de Nederlanden circuleerde; naast enkele realen
(3,48 g) bestaan stukken van 1/2,2 en 4 realen, en na ca. 1540 vooral stulc-
ken van 8 realen (Spaanse mat);
2. naam van diverse zilveren munten van de Bourgondische Nederlanden:
8-stuiverstukvan Philips de Schone 1487,3-stuiverstuk van Karel v 1521-
15 56 .5-stuiverstuk van Albertus en Isabella 1603-1611
Roosschelling schellingen met een bloemvormig versierd kruis (blz. 262)
Rozebeker populaire benaming van de gemeenschappelijke zilveren munten
van Brabant en Vlaanderen, geslagen 1384-1386
Rozennobel Nederlandse naam voor de Engelse gouden ryal (geslagen 1465-
1625) naar de roos op de zijkant van het schip, die de rozennobel (7,78 g)
onderscheidde van de voorafgaande lichtere nobel (7,00 g). Rozennobels
werden tot in de 17e eeuw veelvuldig in de Nederlanden gebruikt en in de
jaren 1579-1602 herhaaldelijkgeimiteerd (blz. 96,109)
Ruiterschelling schellingen met een ruiter (blz. 264); de exemplaren van goede
kwaliteit zijn in 1693 gestempeld met een pijlenbundel
Rijder, Gouden 1. minder gebruikelijke aanduiding voor de i4e-eeuwse gouden
franc/frank (zie aldaar);
2. gouden munt van de Bourgondische Nederlanden ter waarde van 24 stuiver,
geslagen 1434-1440; gewicht 3,63 g, gehalte 0,992 (blz. 56-57);
3. gouden munt van Gelderland, Overijssel en Friesland ter waarde v a n / 6,-,
geslagen in dejaren 1581-1599;
4. gouden munt van de Republiek (blz. 114,170,245)
Rijder, Zilveren 1. zilveren muntvan Gelderland en Friesland ter waarde van
/ 3,- en geslagen van 1581-1585 (blz. 98);
2. zilveren muntvan de Republiek (blz. 144,249)
Rijdergulden gouden muntvan Gelre met rijdende hertog, geslagen 1509-1538
onder hertog Karel van Egmond
Rijnse gulden benaming voor de in de 14e tot 16e eeuw geslagen guldens van
de keurvorsten aan de Rijn (gewicht ca. 3,5 g, gehalte ca. 0,750) en voor de in
waarde daarmee overeenkomende goudguldens (zie gulden 1). In de 16e
eeuw ookgebezigd als rekenmunt van 28 stuiver
Rijksdaalder nadat de daalder (gewicht 29,38 g, gehalte 0,892) in 1566 in de
muntwet van het Duitse Rijk was opgenomen (blz. 83), werden de vol-
waardige daalders rijksdaalders genoemd ter onderscheiding van gelijk-
soortige, doch lichtere munten. In de Republiek werden na 1581 door de
meeste provincies en steden rijksdaalders op dezelfde voet, maar van uit-
eenlopend type geslagen (blz. 100); spoedig werd de rijksdaalder onder de
algemene munten van de Republiek opgenomen: Leicesterrijksdaaldervan
1586 (blz. 244) en Ned. rijksdaalder van 1606 (blz. 246). Omdat deze laatste
munt aanvankelijk een waarde van 2^2 gulden had, ging de naam rijksdaalder
over op de zilveren dukaat (blz. 250), die na 1659 een waarde van
21¡2 gulden had en op de munt van 2^2 gulden van het Koninkrijk
Saîuut gouden munt door Hendrik vi van Engeland als koning van Frankrijk
geslagen, in het bezette deel van dit land 1421-1443
Sceatta in de numismatiek gebruikelijke benaming voor zilveren munten van
uiteenlopend type, die in de 7e en 8e eeuw zowel in Friesland als in
Engeland werden geslagen (blz. 22)
Schelling in de Middeleeuwen gebruikelijke aanduiding voor een hoeveelheid
van 12 penningen (of 1¡2o pond, zie aldaar), die op penningen van zeer uit-
eenlopende waarde toegepast kan worden. Zilveren munten van 1 Schelling
of 12 penningen werden voor het eerst in de 13e eeuw geslagen (meest-
al groot genoemd). De meest voorkomende schellingen zijn in ons land:
schelling Artesisch van 12 penningen (= 1 stuiver) en schelling Vlaams van
12 groten (= 6 stuiver). Tijdens de Republiek wordt schellingvrijwel uitsluitend
gebruikt als naam van diverse munten ter waarde van 6 stuiver (blz.
261)
Schild gouden Franse munt ingevoerd in 1337, het oudste goudstulc dat in
groot aantal in de Nederlanden circuleerde (blz. 41) en daar door vrijwel
alle vorsten werd geimiteerd (ook zetelaar en klinkaart genoemd)
Schrikkélberger Nederlandse benaming voor de Saksische Engelgroschen,
geslagen uit zilver van de Schreckenberg, die in de eerste helft van de 16e
eeuw hier veelvuldig circuleerden
Schuitken populaire naam voor de Bourgondische halve gouden nobel van
1488, waarop de vorst in een schip staat afgebeeld
Sleischat zie blz. 118
Snaphaan zilveren munt met afbeeldingvan de rijdende hertog in 1509 ingevoerd
door hertog Karel van Gelre en later ook elders geslagen (blz. 72)
Snaphaanschelling schellingen met rijdende of staande ridder (blz. 261)
Solidus 1. gouden Karolingische munt, geslagen in navolging van Romeinse
munten onder Karel de Grote en Lodewijk de Vrome, mogelijk te Dorestad.