
o ve r, als hy z e g t; Men kan niet ligt beflißen of de Natuur
den Menfch een goede dan een kwaade, een milde dan een ßren-
ge Stiefmoeder geweefi is, omdat de Menfeb onder alle Scbepfi-
len, alleen met de rykdommen van anderen bekleed is : Daar en
tegen heeft zy alle andere dieren , met menigerlei foorten van
kleederen voorzien, met Schulpen namentlyk , met Schaakn,
Doornen, Huiden, Bont, Maanen, Veer en, Hayr en, Vellen. De
Stammen en Boomen zelfs , heeft zy legen koude, nu met één,
dan wederom met twee baßen en fchorfen bewaart : maar den
Menfch alleen, heeft zy naakt en bloot op het aardryk gebragt,
en hem van zyn geboorte-uur of aan, aan het kryten en fchreijen
overgegeeven, terwyl 'er ondertuffchen geen een Dier i s , uit zoo
veelerlei foorten, dat al krytende ter weereld komt.
Maar uit deze ongegronde klagten van Plinius, blykt zelfs
de wyze en goede Voorzienigheid Gods, en de zorge , die
Hy voor zyne Schepfelen heeft: want de Dieren, die van Vcr-
ftand en Reeden ontbloot, geen vermogens bezitten, om voor
zig gewaaden uit te vinden of te bereiden , koomen alle gekleed
ter vveereld : de Menfch daar en tegen is met Reeden
begaaft , door welke hy zig zelfs kan helpen, en die hem ge-
dagten ingeeft, om die dingen te verzinnen, die zyne handen
kunnen verrigten : hy vind in de Vagten en Wolle der Dieren
, en in verfcheide foorten van Boomen en Gewaden een
Stoffe , om zig daar uit alle foort van kleederen te vervaardigen
, en heeft derhalven geen nadeel daar van dat hy naakt,
met een zagt vel , gebooren word. G O D geeft aan hem de
verkiezing van zyn kleederen , na zyn zindelykheid , zoo wel
tot warmte, als tot Cieraad, hoewel de hovaardy daar dikwils
een kwaad gebruik van maakt ( £ ) , doch by de Dieren is de
klee-
( i ) L’Homme fuperbe croit, qu’etant decoré de la peau des bêtes,
1
kleeding altyd een en dezelfde: als een viervoetig d ie r’s morgens’
wakker word , fchud het zyn v e l, en een Vogel zy-
ne pluimen u it, en op het zelfde oogenblik zyn zy gekleed.
^ By fommige viervoetige Dieren is de Huid met Hayr bekleed
, ’t welk den Menfch tot oneindig veele nuttigheeden
ftrekt: de Vollen, Sabels, Hermelynen, Wezels enz. in Sibe-
rien , en andere Noordfe Landen , ; verfchaffén ons de kofte-
lykfte pelteryen. Het Kemels- (bb') Geiten- en Harte-hayr, op
verfcheide wyzen gefponnen en geweeven , leevert allerhande
foorten van Doffen ( c ) . Het hayr van Paarden, Gemzen en
Bokken, als ook dat van Haazen, Konynen en nog beter dat
van de Caftoor, geeft ons tweederlei hoofd-dekfel , paruiken
en hoeden ( i ) .
Andere Dieren hebben hunne huid met Wol bekleed, ge4
lyk de Schaapen , welke na het voedfel der Dieren en het
Land , waar in zy leeven , zeer verfcheelend _in zagtheid en
deugd is , doch dus ook door zyne verfcheidentheid een oneinil
a droit de meprifer fes freres , qui ne font egalement vêtus , &
1’hqmme fa g e , ne voit dans une pareille decoration, qu’une jufte rai-
fon de s’humilier. Qui des deux penfe le plus fenfement? Caraccio-
U la jouiflance de fo i m ine. pag. 310.
if| S Het zoogenoemde Kemels-hayr , is eigentlyk geen hayr van
een Kameel , maar van een foort van Bok , wiens hayr zoo lang is,
dat het tot op de voeten hangt: genoemt Hircus five Capra A nco-
lensis cornibus arcuatis. Linn. Syft. Nat. Gen. 31. No. 1.
O ) Gelyk zulks ten tyde van Mofes al fchynt bekend geweeft te
zyn , als blykt in de. bouwinge des Tabernakels. Zie Exod. XXV.
4, 5. XXXV. 6., en meer andere plaatfen.
(d) Alle Hayr, dat ik ooit van Dieren waargenomen heb , is
rond, behalyen dat Yan de knevels van een Zee-hond. Tab. fig. III.
T 3