pit ' N A t U - ü R K Ü-N D l G E
de.- Weshalveft, riu ik bet geluk heb , dat deze ViSjöS voor likt
eerft , zoo ik meenc , in Vederitind^'iii dé VyvetS' Vati ifiytiën
Tuin , paarcn en vdorttcelen, zal ik in de Befchryvirig die ik daar
van geeve , gelegenheid hebben om hunne eigenfehappen daar
door beter te kunnen opgeeven , dan anderen , dien deze
''gelegenheid niet voorgekorrjen is. .
Deze- Visjes behoren onder de rang of order ( Cigjjïs') der
Week - vinnen .(Malacopierygiï) , o f , volgens de- nieuwe febik-
king van L inn^eos ( e ) , onder de geene , die Buik-vinnen
hebben (Abdomitiales) , en tot het geflagt (Genas) der. Karpers
, wordende van de andere foorten van Karper^ onderfchei-
den , door den bynaam van den Gouden Karper ( Cypi iniis Au-
ratus) , of Karper met een dubbelde aars - vin , en drietandige
Haart ( Cyprinus pinna ani duplici , cauda trifurca ) , hoewel dit
laatfte , gelyk uif het, volgende _ zal, blyken , op- alle Goud - Visjes
niét toépaflelyk is , waarotn ik4-dezefte liever zoudte noemen
Goude Karper, met een weinig rond-loopenden rug, de rug-
ftaart- en aars-vin in vérfcheide Visjes ook -sérfchill^nd zynde,
Cyprbms Auratus ,f dorfo fübconvexo'.!, piünis dorji, cauda ani
in dinér fis fubjeclis , discrepantibus.
i. De Kop is by de fneefle dezer Visjes. kort en zjer dik ,
na voren wat fpitfer : by dë dékfëjs der kieuwen rank ( Cathèto-
plateum) , na voren ‘allëngskens hreër gedrukt , tot dat by 3akn
het einde van den bek zelfs plat (Plagio-plateum) word. Van
bonen is die van den kant van ’t lyf na den bek afloopende ;
2ynde digt aan het lyf bol opgezet, tuffehen de oogen wat platter.
Dt zyden zyn rond en dik. Van onderen is hy dik , van
■ de
(c 5 Syjl. zteuri', Ëdit. X. pag. '322.
de zamengeleding der, kieuwen tot aan het ,einde, der kaakebee-
nen na boven gaande. , , ;
а. De Mond is aah het einde van den kop , en naamver toegedrukt
, dan de zyden van den k o p , tuflehen de ■ oogen.
3. De twee Kaakebeenen zyh even lang , als de mond gefloten
is , doch het onderlle is iets langer, als de mond opën is.
4. De Tanden mankeeren in beide de kaakebeenen, aan de
tong , en aan het gehemelte , als by de andere Karpers.
5. De Opening der Mond is niet heel wyd en over dwars.
б. Men vind by dezelve geen Baarden ( C in i). \
7. De Neus-gaten,,Haan digt, voor de.Qogeja aan.den,binnenkant
, 'zyn'de iedèf mei: ‘tweb gaten, .die. maar,met een vlies
van een gelcheiden zyn.
8. De Oogen Haan op de zyden in de midden , echter iets
digter na den Bek , dan na de dekfels der Kieuyven y zynde bolrond
en zeer uitpuilende,, by fommige zelfs ongemeen. De
Óog-appéi ïs rond. De Regen-boog, zeef naauw.
p, De Dekfels der Kieuwen zyn wat bol uitftaande \ de rand
is rond, en beftaat uit. vier beentjes.
ib. Het Vlies s dat de Kieuwen *dekt, is geplooid , Word
van de. dekfels der; Kieuwen niet bedekt, maar, door drie zeer
b r e e d e : beentjes onderfleund.
11. Het Lyf is rank ( Catheto-plateum ) , zeer v e t , Wat dik
en met groote fchubben overdekt.
12. De Rug is veel hooger dan de Kop , aan wederzyden
af hellende , en kiels-wyze te zamen geneepen , zynde de kiel
N a . t