
gepolyfte, effene oppervlakte, op dat het dier, het welk met zyn
teer lichaam, daar romtom aanraakt, zig nergens aan zoude kunnen
kwetzen: gelyk men dit niet alleen aan OefterS, Mosfelen
Alykruiken, maar aan alle my bekende hoorns en Schelp-visfen
duidelyk en dagelyks, zien kan.
Dog'waar vind men dit alles in de Koraalen? De diertjes zitten
nooit van binnen in het Koraal, maar altoos bloot boven op
detop-enden, o f tusfen de baft, en het Koraal in. De Holligheden
, die men op en aan het Koraal vind, zyn niet glad van binnen,
maar fchërpkantig.
Een klein dun takje Koraal, is nooit zagt en teer, maar
na proportie van zyn dikte, zoo hart als een groot, en men vind
aan dit kleindere takje, egter de diertjes zelve, niet kleinder als
aan een groot.
Het fchynt my derhalven toe , dat die diertjes, die men aan
den baft van de Koraalen en Zee-boomtjes vind, dien baft, (niet
anders zynde, als hunne huisjes of celletjes) rontom de Koraalen
en Zee-boomtjes gemaakt hebben , gelyk men ondervind, dat
diergelyke baft of woon-celletjes van diertjes, opFucus, Algse,
Hoorns, Schulpen ja op alle foort van harde lichamen in Zeefom-
tyds gevonden worden: en dat de grootere foórten Qe), die mén
op de 'top-enden der Koraalen en Madreporen vind, een geheel
ander geflagt, of foort van diertjes zyn, behoorende tot de zwemmende
Polypi of Urticse Marinae; die de holligheden aan de top.
enden van het Koraal tot hun verblyf bekwaam vindende, daar
in kruipen en zig op blyven onthouden, gelyk de Kreeft-flak
( Caricellus; Bernard Thermite^-m de leege hoorntjes doet, die
hy vind: en het welk deze Kreeft-ilakken, hoe dom zy ook fchy-'
nen niet los en by geval doen, maar als met een foort van over-
■ , ■ • leg;
f O Zoo zegt E. P o ntop p id an een Koraaltak gezien te hebben,
met bloemen, grooter als een fchelling. Nat, Hift. von Nor*
wegen I theyl. pag.
leg ; want als men vyf of zes van dezelve levendig uit hunne
hoorntjes trekt, en die hoorntjes, door een gemengt, wederom
by hun legt, zoo zal elke Kreeftflak altoos in zyn eigen, én nooit
in een anders hoorntje kruipen , en wanneer men zyn hoorntje
wegneemt, daar als met verlegentheid na zoeken. Waar van, als
ook van andere byzondere eigenfchappen der Kreeft-flakken, in ’t
vervolg breeder, als ik tot de natuurlyke hiftorie der byzondere
dieren overga.
De Visfers zoo wel van de Middelandfe ( ƒ ) , als van de
Noordfe Qg') Zeen, koomen met malkander daar in over een,
dat het Koraal voortgebragt word , uit een melkagtige fubftan-
tie, die voornamentlyk uit deszelfs toppen uitvloeit, en op eenig
vaft lichaam vallende, terwyl het zig met het Zee-water niet vermengt
, nieuwe planten Koraal voortbrengt, of zomtyds ter zyden
uitvloeit, en die lichaamen dan/, als met een kpraalagtige korft
bekleed, zonder de minfte uitfchieting van takken (/:>).
De Heer M a r s ig l i beeld ons Koraalen af van een jaar, drie
en tien jaar ( 1 ) , en merkt aan, dat de minfte diepte, waar op
het Koraal groeit,is van twee vademen, de gemcenlle op twaalf en
vyfentwintig, en de diepfte op honderd en honderd en vyftio- vademen
( k ), Als ook dat het Koraal op een kleine diepte, fchie-
lyker groeit, als op een groote; en dat het altyd groeit na het
middepunt der aarde ( / ) , contrarie alle andere planten, die op
de Aarde of in Zee groeijen (m).
Hy
(ƒ ) M arsigli hiftoire Phylique de la Mer. pag. riy— 121.
( g ) E. P ontoppidan verfuch einer natur. hiftorie van Nor-
vveg. I. pag. 284.
(<&) M a r s ig l i loco citato. Dit is iets dat den Heer D ona t i
zeer wonderlyk voorkomt. Hift. nat. de Ia Mer Adriatiq. pag.. 43.
( i ) M ars igl i hift. Phyf.'de la Mer. Tab. XXXVIII. fie.-!2o,
N°. i , - 3 , 4*. , Ê M
f i ) ld. ibid. pag. 123.
( 1 ) ld. ibid.
(mj Dit fchynt plaats te hebben omtrent Koraal, dat in de holen
C der