3*
zwemmen op en neder ftietten , en daar door een beweging
maakten, als men met riemen in het roeijen doet.
Dewyl dan nu deze diertjes, zig van of uit de holligheden van
het Zee-mos kunnen los maken, en door het water heen zwemmen,
zoo maken zy met het Zee-mos, niet een het zelfde lichaam
uit, maar elke Polypus is een byzonder Dieitje op zig zelve, dat
met de andere, veel min met het Zee-mos zelf, eenige gemeen-
fchap heeft , of een en het zelfde Dier daar mede uitmaakt ( e ) .
De grootfte foort van Polypi, en die ik bygevolg het bekwaamd
, tot het onderzoek van deszelven deden, bevonden heb,
is , die ik om zyne fchoone roode kouleur, de incarnaat Polypus
noem, en zig doorgaans onthoud, boven op de Corallina tubula-
ria Laryngi Similis.
In de holle pypjes van welke Corallina, hy met het onderfte
gedeelte van zyn lichaam vaftgehegt is , dog waar van hy ook ligt
wederom uitvalt, inzonderheid, als men de Polypi eenige dagen
bewaart heeft, en hy by gebrek van voedfel zwak en mager geworden
js; want hy kan zig dan niet meer regt ophouden, maar
hangt
( e ) De aankleving aan het gevoelen, dat het Koraal een voqrt-
brengfel van Polypi zoude weezen , brengt de voorftanders daar
van, tot gedagten: dat een geheele plant Koraal maar een byzonder
Dier is., met zoo veele hoofden, als daar Polypi op zyn: dit
Die r, zeggen zy , heeft zyn been van binnen in zig, dat getakt van
figuur is; dit been is rontom bekleet met vleesden dat is het vlees
van het Dier: en het onderfcheid tusfen de Koraalen en Kerato-
phyta, is maar, dat de Hutten of been van het Dier, in de Koraalen
Steenagtig en in de Kerato-phyta Hoornagtig zyn. D onati
epijlola ad Trembleyim in Pbilofopbical tranfabtions. 1757. pag. 79,
Aannenjelyker, ten minden een naauwkeurig onderzoek waardig
is het gevoelen van den fcherpzinnigften Natuuronderzoeker L in-
tj^eus. De Sertularia’s en verfcheide daar mede overeenkomende
lichamen, zyn gewortelt met uitgefpreide wortels op de wyze der
planten, dog baar.e levendige bloemen, toonen door hunne vrywillige
beweging, dat zy volkomen levendige Dieren zyn. In epiftol.
Manufcript. <%c, en ook in den tienden druk van zyn SyftemaNatura:.
pag. 807,
hangt over een zyde gebogen; en als zy geftorven zyn , en men
maar aan het Zee-mos fchud , zoo vallen zy daar aanflonds af:
men kan met een goed Microfcoop , duidelyk het onderfcheid
zien , tusfen het oneife vel van den Polypus, en de zeer gladde
buitenfte fehorfe van ’t Zee-mos. Wanneer men ook eene Corallina
tubularia, met veel levendige Polypi bezet, in Spiritus fru-
menti dompelt, zoo ziet men ook aanftonds het onderfcheid,
tusfen het zagte lichaamtje van den Polypus, dat zig inkrimpt, en
tusfen het pypje, dat lievig zynde, zyne figuur behoud.
Ik ben overtuigd, dat dit alles maar aantoont, dat de Poppus
en de Corallina tubularia, dat is, het pypje, daar hy in woont,
twee verfcheide lichamen zyn , maar dat zulks egter niet bewylt,
dat dat pypje met den Polypus niet gelyk gegroeit is, als de Zee-
wurm, die de palen doorknaagt met de pyp daar hy in huisveft,
de Efchora tubipora &c. met die diertjes, die daarin woonen:
dog deze Corallina verfcheelt van andere foorten, in hunne wortels
en manier van groeijing zoo veel, da; nog wel verdere waar-
neemingen moeten gedaan worden, om daar een volmaakte be-
fchryving van te geeven. Deze Incarnaat-polypus is voorzien met
tweederlei foort van armen, ’t welk men by de andere foorten
van Polypi ook niet vind. De onderfte en grootfte armen zyn
agtien of twintig in getal a ,e n uitgefpreid zynde formeeren zy als «Tab.
een kommetje, in welks midden, het eigentlyke lichaam van den s' ’
Polypus zit, dat zeer fchoon van kouleur is.
Dit lichaam van den Polypus kan in tweën verdeelt worden: het
onderfte gedeelte, waar aan het Haartje vaft is , dat in de Corallina
tubularia infteekt, is rond, platagtig , en in het midden ftaat
perpendiculair, als een peeragng^ lichaamtje, met zyn dikfte ge-j, Tab.
deelte na boven, aan welk twaalf of Veerden., want hun getal is V
niet a'ltyd het zelfde, kleindere armen gevoegd zyn. Dit peer- ' c’
agcig gedeelte kan de Polypus zeer lang uitrekken, inzonderheid , *
als hy eenige prooi aangegrepen hebbende c , zig töefluit; cn weder-c Ta&-
F' lll.fig.2. ■L' , om jQ,