N A T U U R K U N D I G E
minden , ik zag , als ’er eenige prooi gevangen was , deZe Gry-
pertjes dan wederom voor eerfi: niet te voorfchyn komen. Hier-
om fchynen deze Crypertjes veele eigenfchappen van de dradi-
ge zoogenaamde armen der Polypi te hebben , die , volgens de
Aanmerkingen van den naauwkeurigen Heer S"CHaFFER («)»
met zeer veel kleine Hairtjes bezet zyn.
Van de "Luizen der ViJJén , en de Zee-Luizen.
Schoon de Hooggeleerde ProfeJJor D anicl H einsius
eene Redenvoering tot L of der Luizen gelchreven heeft , zoo
blyven de meelte menfchen daar echter een afgryzen van houden,
dat fonimige zelfs gewaar worden , als zy maar van Luizen hoo-
ren fpreeken. Een Natuurkundige echter , die het zyn verftand
niet onwaardig agc , de eigenfchappen te onderzoeken van al hes
geene , dat God waardig geagt heeft te fcheppen , vind in de
verachtelyke Luis zoo wel tekens van zyne Wysiieid, Altnagt, en
Voorzienigheid, als in den grooten Oliphant of Rhinocerps.
Byzonderlyk is het op te merken , dat ’er weinig Schepfelen
zyn , die niet van een byzonder foort van Luizen geplaagt worden.
Behalven de Luizen, die niet als menfchen-bloed tot haa
re fpyze waardig keuren , hebben de Viervoetige Dieren ( x )
haare
den , zy konden , eens gegrepen , zich niet los maken , maar wierdea
in ’t Kokertje getrokken.
(«O Von die Arm-Polypen in Suffen - waJJ'er, 1754. pag. 19. Tab. III.
Fig. 2.
O ) L in n ^ üs telt driederhande foortcn van Menfchen - luizen op ■
tien foorteii aan de Viervoetige Dieren , en vyf en twintig onderfcbeidé
■ foor^
fiaare byzondere Luizen, enkel maar aan haar geflagt eigen ; het
zelve ondervind men ook aan de Vogelen. Zoo hebben ook
de lnjeüen haare byzondere Luizen , gelyk de B.yen ( y ) , fom-
mige Kevers ( x ) , en Vliegen (a ) , de Slakken (b ') , ja zelf
de in het zoet water levende Polypi ( c~). Ik zwyge van de
menigvuldige foorten van Boom- en Blad-Luizen (d ) .
Als men de Villen onderzoekt , bevind men, dat z y , zoo
min als de andere bovengenoemde Schepfelen , van Luizen be-
vryd zyn. De Heer G i s l er Ce ) heeft de Zalmén met Luizen
bezet gevonden , L innaeus de Karpers ( ƒ ) » M u r a l -
tus de Prikken öf Negen-oogen ( g ) : en ik heb aan de Kabeljauw,
Heilbot en Steur driedefhande foort van Luizen gevonden
, die ik hier zal trachten te befchryven.
Het
foorten , die aan verfcheide Vogelen gevonden worden. C Syfi- ^at. Edit.
X. pag.■ 610-614.') Ouder dezelve zyn ’er van een zeer wonderlyke gedaante
, gelyk men atui haare afbeeldingen kan zien by R edi Exper.
Tab. 2-22 , en"Alein «ƒ Spkferï, Tab. 4 3 - s j.
. CjO R eaumur Memoir. des Infeïï. Tom. V . PI. 38. Fig. t. 2> 3 - ett
Fai scH Infeiïenvon Teutfcblani, N. Vlll. Tab. 16.
( z ) R osel Infeiïen-beluftiging , Tom. IV. Tab.1. Fig. 4 - lo- 11. ea
L inn jb.ü s Faun. Suec. N. 1198.
(u ) L a H i re Mem. de l’Acai. de Paris, 1693. pag. 244. He y s t e r
A&a Phyfico- Medica , Vol. 1. pag. 409. Tab. XI. Fig. 6. & L i nn^ ds
Faun. Suec. N. 1209.
( j- j Memoires de ïAcad. de Paris, 1710. pag. 410. PI. Vlïl. Fig. 5- 6.
f c ) ScHaFFER die Arm-Pelypen in den Suffen-waffer , 1754- Tab. I.
Fig. 10. c.
(<i) L innzeus telt 25 foorten van Blad-luizen, Syft. Nat. pag. 451.
(2 ) Afta Holmienf. 1751. pag. i9o.-Tab. VI. Fig. 1 -5 .
(.ƒ!) Faun. Suec. N. 1283. Tab. 11.
( g ) Epbemerid. Germmor. Dec. 11. Ann. 1682. pag. 126.
IL Deel. X