
38
gens de befchryving en afbeelding die daar van geeft B. M a r t i n
in zyn Magazine of Arts and Sciencer. October. 1757. pag. 641.
en S c ii a F F e r befchreib. der Arm-polype. Tab. I. fig. 3. Ook
R ö s e l infe&en-belulHgung fupplem. Tab. XCVII. fig. 1, 2.
Over de voortteeTing en Eijernejlen vatl
fommige Hoorns en Zee-infe&en.
Is men met een eerbiedige verwondering aangedaan over de
Wisheid in de Schepping, en over de Voorzienigheid in de Onderhouding
der Vogelen en Infeélen, die in de Lugt en op de Aarde
leeven, men zal het niet minder over beide weezen, als men de
huishouding en voortteeling der Visfen en andere zig in Zee onthoudende
dieren nagaat; een ftoffe waar van, na mate van haare
byzonderheid en uitgeftrektheid nog weinig gefchreven is.
Onder de zwemmende Visfen vind men altoos het mannelyke
van het vrouwelyke geilagt onderfcheiden.
Die g e e n e n , die to t het geflagt d e r Walvisfen, (genus Cetaceum
of Plagiuri) behooren , en eenige van het kraakbeénig geflagt
C genus Cartilagineum of Cbondropterigii) hebben uit en inwendige
teeldeelen (m ) , ( Mar es penem, te f e s , projiatas, fcemince JJbe-
ra, vulvam, Uteruin) vermengen zig als veele op het land leeven-
de dieren, baaren leevendigë jongen, die zy aan hunne borden
zoogen.
De andere Visfen hebben zaadblaasjes o f hom en eijtjes of kuit,
die zy door ( n ) vryving tegen elkanders lichaam uitfehieten, en
na-
(m) De Vis geele Hay of Zee-rotte genoemt, heeft dubbelde
teeldëelen Mares duospenes, fcemina dms matrices : E. Pontoppidan
vèrfuCh einer Nat. hift. von Norweg. Tom. II, pag. 217,
( n ) Omnes Cetacei & Cartilaginei longi & plani vivum ftetum
abfquc ovo vel ovo inclufum edentes, intus uteram, mares teftes atqu#
U I T S P A N N I N G E N . 29
naderhand dan van zelfs uitgebroed word, De dikwils aangehaalde
■ Noordfe Filofoof en geleerde Bisfchop E r i c h P o n t o p -
p i d a n merkt aan dat de meefle foorten van Visfen, die eijer-
baarende ( ovi para ) zyn, ’s jaaflyks op gezette tyden digt by ’t
ftrand koomen, om in ftille baaijen en Zeeboefems, met meerder
zekerheid hun kuit te kunnen fchieten, als in de diepte der Zee :
dog dat het wonderlykfte is, als deze Visfen hunne zwaare kuit
gefchooten hebben, en wederom na Zee keeren, zoo zwelgen
zy eenige fteenen in , van den grond der Ze e , om hun dan
voor eerfl: als ballafl, in plaats van de zwaarte der uitgeworpe
kuit, te dienen ( o ) .
By de Schaalvisfen , als Kreeften, Krabben en Kreeftflakken is
ook het mannelyke van het vrouwelyke geflagt onderfcheiden: doch
anders is het met de Hoorns en Schelpvisfen; onder dezen vind
men maar weinige daar dat geflagt kenbaar is, gelyk by de groote
Perfife Hoorn ( Buccinum majus Perficum vel Cymbium) de Purperflakque
proflatas, extus vero organa ad generationem & coitum apte
ftrudla habent: omnes hinc coëunt, ita ut femella in dorfojaceat,
& fupervenieatem marem in elemento aqu® inftabili, pinnis exci-
piatv .ne autem delabatur, appendicibus juxta pudenda, vel forma
lata & fupine fcabra, vel amplexione caudarum, ut in cartilagineis
latis , impedit. Omnes Spinofi & cartilaginei ovipari, teretes & an-
gulofi, Ovaria faltem & veficulas feminales, neque ulla alia excerna
ad eenerandum apta habent organa, ( excepta Muftela Vivipara &
fonan Mursna) apud hos attritu mutuo ventris unius, alterius geni-
tura elicitur: fperma mafèulinum irrigando ova faemin® imprsgnat vel
fscundat: fasmin® pinnis ventralibus fcobem in aqu® fundo exca-
vant, fupra quam & in locis quietis ea deponunt, ut, aqua median-
te, arena obruantur: imo faxa Salmones eligunt, & cavernas fub il-
lis efformant. St e l l e ju obfervationes de generatione Pifcium in navis
Comment. Acad. Petropolit. Tom. III. pag. 405-.
Over het paaren van de Snoek is waardig na te zien Argillander
Unterfuchung vom Laicben des Hecbtes in Abbandelungen der Scbwedi-
feben Academie. XV. Deel pag. 77. En van de Zalm, "W. G rantsiw»
der Paarung und fortplantfung des Lachefs. ibid. XIV. Deel pag. 142.
(0) Verfuch einer Natur hiftorie vonNorwegen. Theil. II. pag. 197,