
Fig. IX. fommigen is deze Staart als in het midden vaft, zoo dat dezelve
niec uitgebreid kan worden, maar dit middelde gedeelte' ftaat
ahyd regt over end. By anderen is wederom maar alleen het
onderfte gedeelte Van de halfhmns- wyze gevorkté Staart dub-
Fïg. Vl.d'eld , en het’ bovenfte enkeld. De. oorzaak van deze driekan-
tigheid (als ik dit woord mag gebruiken) Vtm de Staart , i s ,
dat de' flaart - vin eigentlyk dubbeld i s , en de twee bovenfte
beentjes van deze ftaart-vinnen aan elkander gegroeit zyn. Dit
is my duidelyk gebleeken aan een Visje, dat ik in een glas. heb,
en waar van deze dubbelde ftaart - vinnen niet dan zeer weinig
en digt aan t lyf vaft gegroeid zyn , verroonende zich , wanneer
het Visje zwemt, als of het twee aan een gebonden ftaar-
ten waren.
24- Ue Giootte van dezeu Vis is; zeer verfcheiden t volgens
het hier boven pag. 84. aangehaalde verhaal der Jefuiten , ziet
men die in China zelden zoo groot als een groote Sprot. By
my zyn zy in twee jaaron tot die grootte gegroeit, als uit byge-
voegde XI. Plaat te zien i s ; en die ik uit Engeland gekregen
heb, zyn wel tien of twaalf duimen lang, zoo dat het fchynt,
dat zy hier grooter worden , dan zelfs in China.
25. Hun Vaderland is C h i n a en J a p a n , voornamentlyk
de Landfchappen Chekyang r Quant on g en Fokycn , in het eerft-
genoemde Keizerryk. Doch het is te hoopen en te denken
dat zy met ’er tyd hier te Lande ook overvloedig zullen voort-
teelen en vermenigvuldigen , -énzoo gemeen worden 1 als de
Pauwen en Phaijanten tegenwoordig hier te Lande zyn.
26. De Couleur is zeer verfcheiden. Men vind ’e r, die het
geheele lichaam o ve r, doch inzonderheid tuffchen de rug- en
ftaart-vin , zoo glinfterend goud-geel zyn , als een ftuk gepo-
lyft goud i dat nieuw uit een Goudfmids winkel kooiflt; andere
zyn blinkehd rood van couleur, zelfs tot hoog oranje,toe : fom-
mige zyn bleek goud-geel ; anderen wederom zyn geheel wie
glinfterende , als nieuw gepolyft zilver. Anderen zyn uit deze Fig. Vï.
goud - geele, of roode en zilvere couleur op alderhandc wyzen
bont met vlakken en ftreepen. Ik heb ’er gezien , dien en-Fig. IV.
keld dé kop goud - geel, en voorts het geheele lichaam zilver
was ; anderen , die maar een zilvere of goude ftaart hadden ;
goude , die witte of zilvere vinnen hadden , en wèdërom geheel
zilvere , dié roöde vinnen hadden. Doch zeer weinige
hebben hunne zilvere couleur het eèf'fte jaar, zy zyn dan ineeft
alle goud - geel , doch in het tweede en derde jaar worden zy
van goud zilver - couleurig, gefchiedende deeze verandering van
couleur in hét heetfte van den Zomer , geduurende den tyd
van zes o f agt Weken. In dien tyd zyn zy op allerhande wyze
bond of gevlakt, ’t welk , wanneer zy boven op de oppervlaktepjg, j\r.
des Waters fpeelen , een de verbeelding te boven gaande fraai
gezigt geeft. Doch door deze verandering van couleur vervalt
ook geheel het gevoelen , dat de goude de Mannetjes, en de
zilverè dè Wyfjcs zouden Wezen; behalven dat men in den paar-
tyd duidélyk de heide Séxen van beide couleuren ziet.
Uit deze befchryving der Goud -Visjes blykt, dat tuffchen dezelve
een groote verfcheidentheid heerfcht, zoo wel omtrent
de Couleur, als voornamentlyk omtrent den ru g, de aars- en
ftaart-vinnen: £y fchynen'my echter geen zoö veele vérfchéelen-
de foorten , maar énkéld alsccU fpeeling’ van de natuur, die .
door •versnéngfing vtln' twee' o f (friedefleije' fbörten'alie'dfe dnde-
ren voortbreng:. . . > ,
!0|k heb honderd van deze Visjes, een voor een, in een groot
wit glas met helder water gedaan en geëxamineert, en de volgende
dertiën verfchèidenhedèn in dezelve gevonden.