
hier vertoond word , zeer doorfcbynende , in de midden 'wei'
nig minder dan twee duim dik , na den omtrek ailengskens dunder
afloopende , alwaar hy veele vezeldraden .heeft als franjes,
doch inzonderheid aan de onderfte oppervlakte van het lichaam,
Tab. V. alwaar deze draaden in zulk een menigte zyn, dat zy zich verroonen •
fig.I. B. als grove digt in een gefronfelde, melkwitte Wolle , kunnende
het Dier deze draden ter lengte van twee en drie vademen
c - uitrekken , en in Zee laten dryven, vangende daar mede zyn aas,
en een zeer brandige jeukte veroorzakende , aan de geen die-de
zelve aanraakt.
In het doorfchynend lichaam van het Dier ziet men in de midden
een bruine cirkel ( van binnen door eenige ftrepen zonder
ordre verdeeld , en welke cirkel hy het eene moment viermaal
zoo groot uitzet als het andere ,) en dan noch twaalf grootere
en twaalf klcindere vakken , ook met ftreepen van een gefchei*
den , gelyk de figuur duidelyk vertoont. De andere meer of
min bruine deelen hebben geen vafte gedaante, maar veranderen
geduurig. De bovenfte oppervlakte was zeer effen en glad ,
zonder eenige de minfte verheventheid.
Men vind deze Dieren van allerlei couleur, doch de blauwe
of purperagtige worden het venynigfte geoordeeld. Schoon zy
zomtyds zeer groot zyn , zyn zy echter zeer teder, en fterven
lig t ; moetende men deze Dieren, zoo men dezelve levendig wil
behouden , voorzigtig met een emmer uit Zee laten fcheppen ,
zonder aan te raaken , en in een groot helder glas over gieten.
,
Onze Viflers , die in de Noordzee omtrent het Rif by Jutland
de Kabeljauw vangen ,z ie n des Zqraers , by mooi flil weder,
een grpote menigte van deze Straal - quallen , en dpar onder van
twee voeten en meer over ’t kruis. Doch , dat zeer wonder -
lyk is, en zy echter alle eenparig verzekeren , is , dat zy onder
der deze Zee-quallen altoos een groote menigte kleine Kabel*
jauwtjes, Lengetjes, Kooltjes, Schelvisjes, enz. zien zwemmen
, en zich daar als verfchuilen voor de roofzugt der grootere
Viffen , die jagt op haar maken , tot dat deze een duim of
drie groot , en dan vlug genoeg zyn , om het gevaar te ont-
zwemmen , en zich deze befchutting te onttrekken. Miflchien
azen deze kleine Visjes ook op de menigte Zee - infedten, die de
Qual door zyne wyd-uitgefpanne draaden Qtentacula') van alle
kanten na zich toe dryft.
De Vifiers verhalen voorts, dat zy in de maanden van April
en Mey deze Quallen het eerfte beginnen te zien, dan niet groo-
ter zynde als de palm van een hand , doch dat zy zeer fchielyk
tot de hier bovengemelde grootte groeijen , tot in de Maand
van Oftober of aankomende Koude, wanneer zy als verrot fchy-
nen , en op de minfte aanraking van een vallen.
Behalven deeze drie opgenoemde foorten van Zee - quallen Zeer
zoo heb ik dés Zomers noch dikwils in ’t Zee - water een klein 1 8 1
Diertje gezien , voor ’t oog maar even zigtbaar , doch met eenqual-
Vergrootglas befchouwt, duidelyk voor een Zee - qualletje te er-letje‘
keiinen ; hebbende het nooit grooter als de afbeelding gevon-
den. v - A-
/ Van de Zeer Muizen.
Dit wonderlyk Dier heeft by verfcheide Schryvers verfcheide
namen: R o n d e l e t iu s (» ) en Sw am m e iid am ( o ) noemen
(n) De Pifcibus , pag. 428.
(0) Biblia Natura , pag. 902.