
■ Geeft Gy t e .Ren-’,: zy vergndeferi>ze } doet'Gy UiVis hand open,
zy voorden met goed-.verzadigt. :
Zoude déze Plant, wiens Zaadhuisjes,zoo veel gemeenfchap
hebben met die der Aardfche Planten ^ ook opene Bloemen ge-
draagen hebben? _ • t . Ur, . n0 r: . .
Schoon den grooten Natuur- en Kruid - kondigen R a y ontkent
, dat de Planten .onder Water eënige !opehë Bloemen draa-
gen , zoo zoude het midchien niet zonder voorbeeld zyn. Men
vind door den Graaf M a rs igl i (0 ) een Plant befchreven en
afgebeeld , die op veertig vademen diepte, en vyf honderd vademen
van het Land , by Caap Canaille in Provence opgevid i s ,
en met Vrugten , vergaane en opene Bloemen voorzien was,
hebbende deze Bloemen zes van(een gefpr^ide Bloem-bladen ,
( Petala) , en zes Helrh - ftyltjes ( Stamina) , met de Helmtjes
( Jntheree) daar op. Het top-einde der Plant was noch met
verfcheiden geflotene Bloemen beladen.
Het was te onderzoeken geweed, of deze Hdmtjes ook,met
het vrugtbaarmakend Stof ■ ( Pollen ) voorzien waren-, en door
wat Mechanica dit ftof dan onder bet water in de opening van
het Styltje { Stigma) heeft kunnen inkomen, enz. als men zoo
een Plant in een glas met helder Zee - water hadde kunnen levend
houdep en doen grpeijen. ’ ■.......
(o ) Hifteire Pbyßque dé la Mer, pag. 160. Fig. 172, 1. 2. 3,
U I T S P A N N I N G E/Ni.
fan een Zee - Boomt]e (p ) , met de Schaaltjes
van Zee-lnfecfen bekleed* ,
Dat verfcheiden foorteii van Zee - hoorntjes 4 ( voor dezen
Kerato ■ phyta, doch door L i n n ä u s nu Gargónia genoemd,)
met een Bad bekleed zyn , die uit Celletjes van het éen of ander
foort van Polypi bedaat •, is een bekende zaak. Doch deze Zee-
boomtjes fch’ynqn ook te dienen aan andere Diertjes , om haare
Woonhuisjes daar aan vad; te hegten..
Ik heb te gelyk, met de zoo even befchreven Zee-plant, van
den Heer Biifchop P o n t o p p i d a n een Zee-boomtje vereert
gekregen , ’t welk van dié gemeene fóort is y als ’er veel op de
Kuilen van Noorwegen gevonden worden, doch dat met een by.
zondere, en van den bad uit celletjes .der Polypi bedaande zeer
yerfchillende doffe bekleed is.
Het Boomtje is zedien duimen lang, van-onderen bloot, en
bruin van’ chöfëur, doch dan voorn-tot digt by de top-einden Tab.
bekleed met een ligt geelagtige doffe , die, nauwkeürïg met een X1!L
Microscoop bezien , zeer byzondere lichaamtjes zyn , en wiensFlg’ L
wederga ik niet weet, aan eenig ander Zee-gewas aangetroffen ,
of by andere Sehryveren vermeld gevonden te hebben.
Deze Mchaamtjès zyn twee of drie lynen lang, met een zeer
kort deeltje aan het boomtje vaft, en öp de wyze van een klokje a.
- naar
Q ) Verfcheide Sehryveren maaken van dit Zee-Boomtje gewag onder
den- naami van Refed’a Marina , Baßerd /Cee- rakkètie. A ls -C tu s tu s
Emt. Lib. VI. cap. 6. R ajus in Hiß■ Plantor. Lib. II. Seet. II. cap. V.
pag.-68. -Museum B e l leri anum , pag. .79. alwaar het ook afgebeeld
is , Tab. XXIV,. Der Drontbeimifchen Gefelfchafi-Schriften, II. Theii,
pag. 291. Tah.tïx.
V 2