
Van ondere, juift in de midden, is de mond van het dier, en
wanneer men een Zeestarre in M,outwyn doet derven, en men
drnkp de fvyf punten , ombuigende,. dan tegen een., zoo kan men
de maag geheel, door de mond uitdrukken.
De mond is, gelyk by de Zee-klitten , voorzien van eenige
beentjes, die haar na alle waarfcnynlykheid voor tanden en
Tab.,, kapkebeenen dienen; ik heb deze beentjes laaten afbeelden, zoo
rjff' IV a^s dezelve mec elkander famengevoegc zyn, en dan nog eenige
a. A. ^an,, de, gronde daar. . uit ,rj zpo als dezelve zjg door een vergroot-
, :glas,:verto.óhen, want anders-zyn, zy, zelfs’ van de groode Vyf-
hoeken zQouitermaten klein., dat men weinig aan de af beek
bedding van haa.r gedaante heeft.
Wanneer men met een fcherpe fchaar eene punt ,van de Zee-
Stgr in de lengte openfnyd,. en liet- doorgefneden vel na beide
Tab^XI. Zyden ombuigt en uitfpreid , jzóo, ziet men in -de midden een
been, zig volgens de geheele leegte van die. punt uitdrekkende, en
bedaandé uit 120 beentjes, van figuur als de wervelbeentjes van
èen ruggègraat, waar door het dier in daat is , om elk dezer
punten na ?yn believen te. kunnen buigen en draaijen.
I Aan weddzyden van dit heep leggen twee olyf kleurige lichaa-
men, die voorzigtig uitgenomen , en in wat fchoon Water op
een weinig holgefleepen glaasje gelegt, , en met een vergrootglas
b?zien., zig door haar krinkels en verder maakfel duidelyk
voor de darmen doen kennen, en ook van ’t zelfde fatzoen zyn,
als de darmen van de Zee-klit.
Onder de' bovengemelde darmen digd ha ’t been , leggen
ook ter wederzyden van ’tjelfde., de .twee. eijerneden,, die in de
maanden van Maart, April en Mey, vol kleine geelagtige eijtjes
.zyn,
(£) Dit is nog veel duidelyker te zien,-in -de Zee-Sfafre, <die Ro-
fuia Scolopettdroidts génoemt word. Linkius Tab. XXVI. No. 43.
U I T S P A N N I N G E N. 13?
zyn, doch op andere tyden zig vertoonen als lankwerplge fhtk^Fig.V.
jes vet.
Het baard groote verwondering , dat een Zee-dar, een van
zyn punten kan verliezen, en egter blyven Ieeven, en dat zoo
eene punt wederom tpt een geheel dier , Jtan groeijen. Doch
Uit deze befchryving ‘biykt", dat' elke“ punt zyn eige byzondere
zoo tot vöortteeling, als tot voeding, noodig zynde ingewan*
den heeft, ren daar door als! op zig zelven kan bedaan. Waar
door. het ook mogclyk is , dat een Zee-darre , een punt afge-
fneden zynde- ( r o f gelyk de Kreeften door ingefchapeh vermogen,
zig va'n zelfs kwycmakenclé j zoo een punt wederom By
de andere- vièf kan aahgToeljen,-of ook wel op zig zfelfs tot eeh
geheel dier worden.
Van de Paaring,-en voortteeiing der Zee-darren weet ik tot
mynleedwezen niets, hoe veelen ik onderzogt heb: ik vind geen
cnderfcheid der -teeldeelën fj| maar dezelve inzonderheid in de
maanden van Maart en April vol met eijers of kuit. •
Daar zyn, volgens L in k iu s , eenige foorten van Zee-darren
eetbaar ( c ) , doch ik AA/eet niet, dat xlczcfvt; cof iiüg toé im3e
Nederlanden den. Menfchen tot voedfel dienen.
De zelfde Autheur fchryft haar ook eenige geneezende krsg-
ten toe, en roemt-ozeer den rook van verbrand wordende Zee-
ftarren tegen de Opdyging, en een Zalf van Zee -darren gemaakt
tegen de breukenen het uitvallen des hayrs.
De
(O Mem. de 1’Academie 1742. A ldrovandus (de. teftac. lib. 3.
pag. 412•} haalt uit Aristotei.es het zelfde aan van de Zeeklitten, en
omftandiger uit jE lianus: „ als men een levéhdige Zeêklit' in Hukken
» breekt > en hier en daar een Huk in Zee werpt, zoo zullen egtér de-
» zelfde wederom by een komen, en fchoon ’t ongelooflyk is, weder-
» om tot een geheel, als het vorige dier, aan een groeijen.
(O De Stellis. Marinis, pag. 69.
S