
Tab. UI. Verwonderens - waardig is het maakfel van hun ftaart, be-
7 gVI" ftaande uit vier platte, bladen, en een puntig deel in de midden.
Dit puntig deel eindigt met vyf ftevige en fcherpe fte-
a,b,c,i.kels , waar van ’er twee veel langer zyn , als de drie andere ,
en tuflchen dezelve in-liaan. Behalven deeze vyf fcherpe Hekels
, komen uit de ftaart nog twee lange dunne lighaamtjes ,
aan wederzyden met zeer fyne hairtjes bezet. Wat hooger , als
deze vyf 'Hekels , ftaan op de zyde van dit puntige deel van
de ftaart, nog vier diergelyke , twee - aan twee.
De wyfjes Steur-Krabben dragen haare eijers op dezelve wy-
ze als de Garnaad , fchynen ook , als die $ voort te teelen, en
in andere eigenfchappen overeen te komen.
Van het Springertje of Zee-Vloer.
Van zyn ongemeene vaardigheid en kragt in ’t fpringen verdient
dit diertje met regc den naam van Zee - Vloo ( m) , gelyk
het dus ook in het Latyn genoemd word..
Het is klein , zynde zelden als het uitgeftrekt word y een
duim lang, en, dat wonderlyk is , het onthoud zig niet alleen
in'zee en brakke flooten , maar ook in verfe rivieren , ja zelf in
vyvers, (dog deze zyn .dan zoo groot niet) maar voornamentlyk
(w) Pu-lex Marbres. K l e in MtfT. V. Tab. IV. A.B C.,
- - - - - S.e b a T-hef. 111, Tab. XXL
En by LinN'jEÜs Cancer macro-urusl,iartenl-aris man-ib-us-adafty-
Bs j cauda atteireata , fpiais-bifidis. Syjl. Nat. N. 36.:
Dezelve is ook afgebeeld by Ros el Suppl.. Tab. LXU. pag, 351,
En by F ri sch Snfèct. hou (SCnitfcljt. VII. Tab. XVII. NV18'.
pag. zó.
jyk tuflchen en onder de bladen Van de ruy , QAlga manna)
die op de fteenen en paaien onder aan de zeedyken groeit.
Het heeft altoos,- zyn;,agterlyf omgekromt, -ten zy het wil
fpringen , wanneer het z ig 1 uitrekt, en aanftonds wederom toebuigende
verre weg fpringt.
Om het byzonder kunftig.en wonderlyk maakfel van dit diertje
en deszelfs deelen na behooren te befchouwen , diende men een
vergroot-glas te gebruiken, wanneer men z ie t, dat de fchaalT b j.j
beftaat uit veertien infnydingen of fchubben. Onder deze bo-fig. Vil
ven - fchubben,, heeft men van vooren aan de borft aan w e d e r - '
zyden zeven kleindere , en onder deze wederom vyf grootere.
De kop van het dier is .glad en meelt rond , op de zyden
voorzien met twee ongemeen groote oogen , en van vooren .
met een paar.fprieten en een paar baarden. De fprieten-be-viü. i.
ftaan uit vier geledingen , en de baarden uit drie. Her onderfte
lid is het dikfte,*. het tweede is wat korter en dunder , en het
derde wat korter en. dunder als het. tweede, dog het vierde is
langer als' de drie andere , en beftaat uit zeventien leedtjes of
ringetjes , die allengsjes kleinder worden.
Van onderen, kort agter dejnfnyding , die het hoofd met.het
lyft véreenigt j ziet1 men twee 'korte , en maar uit twëe geledingen
beftaande deelen , die'anders'van maakfel en gebruik met
de armen der Kreeften fchynen overeen te komen.
. Agter deze armen, ziet men aan wederzyden twee paar dikke
met fcherpe haake.n gewapende pooten , dié hen: dienen om hun 2‘
aas -te. vangen -en, yaftpe houden, gelyk de.fchaaren ;aan de
Kreeften en krabben. Wat lager als -den fcherpen haak , ziet
men aan deze pooten vier fcherpe puntige tanden,, (als in-de
vporfte klauw van een Vee-mol, ( Grilleïtalp#,) waar over den
yoornoemden haak fluit, zoodat, het geene zy tuflchen dezelve
vaft hebben,, - niet-ligt jkan ontflippen,.
E 2 Ap*-.