
1 18
A ntonius de Heyde , een Middelburgs Geneesheer ,..-heeft
in ’ t Jaar 1683, eene Ontlediging des Moffels in 8° uitgegeven
, doch fchryft niets, van eenige deszelfs natuurlyke eigen-
fchappen , als paaring , voorteeling enz., die egcer van een
liefhebber der Natuurlyke hiftorie , ook wél waardig zyn ge-
weeten te worden.
•De Moffel is een twee fchaalige Schulpvis, wiens beide
fchelpen , ttan de binnenzyde uitgeholt en van vooren rond
zyn, doch na agteren fpits en puntig toeloopen.
Onder de zeventienderhande foorten van Moffelen, die L in-
N-Eus optelt, is dit foort de tiende, en word van hem genoemd
de Eetbaare MoJJel yof de gladde blauwe Moffel, met van
agteren fpits afioopende fcbelpen , en die op de wyzc der P in-
Nje (£ ) zig vafl J'pint.
Daar een Oefter altyd op een en dezelfde plaats in Zee flil
moet blyven leggen., zoo heeft een Moffel, de vermogens om
zig van de eene na de andere plaats te kunnen bewegen, door
middel Aaneen lid, dat uitwendig de gedaante van een tong heeft,
en aan het Dier van zeer veel, gebruik-is, hem. dienende niet
alleen om zig om te keeren, en voort te kruipen, maar ook om
zig vafl: te fpinnen.
Want wanneer een Moffel zig van de eene plaats na de andere
wil begeeven, zoo opent hy z.yne fchulpeh, en het hem
evenveel zynde, op wat zyde hy legt, fteekt hy dit deel fomtyds
( i ) ' De Pinme zyn zeer groote twee fchalige langwerpige Schulp-
viffen in de Middelaüdfe Zee , fomtyds wél twee voeten lang j die
door een menigte van zeer fyne draden zig aan klippen- en rotfen
• valt fpinnen : wélke in Sicilien daar deze Pinme veel gevonden worden
, opgegaart, als zyde bewerkt, en Byflus genoemt worden., Te
Napels en te Palermo worden daar kouzen, handfehoenen en kleine
zyde Hofjes van ongemeene fynte van verkogt.
tyds ter lengte van een duim of anderhalf daar uit. Hy beweegt
het en voelt daar meede aan alle kanten, en het op het
een°of ’t ander ligfiaam, dat hem dan aanftaat, door een;klee-
verio-e vog t, daar het meede bezet is, vaft gehegt hebbende ,
zopÖtrekt hy, zig al voort fchüivende, daar na toe.
Dog om te weeten, hoe hy zig vaft kan leggen of fpinnen,
dient men eerft zoo veel mogëlyk, het maakfel van dit deel te
onderzoeken. -
Men vind het in de Moffel, aan de regt loopende zyde der
fchulpen, zoo als men de Moffel open doet; het is ruim een
halve duim lang v feha9rs- twee. lynen breed en eene lyn dik,
hoog bruin als gemaale Koffy van koleur,
Behalven verfcheide fpieren C e ) ’ ,^e ^et aan zyn onderfte
zyde heeft, en waar door het z ig, gelyk wy de tong in onze
mond doen, na alle kanten en op alle wyzen kan draaijen en
wenden, zoo heeft het *in zyn bovettfte oppervlakte , van de
wortel af tot omtrent drie vierde parten van-zyn lengte, een
fleuf, -die aldaar in een langwerpige en een weinig uitpuilende
opening eindigt. De kanten vim rW flenf, zyn als, twee lippen
, een weinig overhangende, en het is door middel van
deze’ lippen , dat de Moffel het vogt, dat tot draaden fto lt,
uit de bewaarplaats, die onder aan dit lid i s , na boven fchynt
te kunnen perfen ; en die zoo lang tegen het een of ’t ander
lighaam , hoe glad van oppervlakte het ook zyn mag, aan te
drukken, tot het de yaftheid van een draad verkregen heeft.
Want een Moffel, zig vaft willende .fpinnen , fteekt gelyk
wy zoo even gezegt hebben, zyn fchulpen openende, zyn tong
uit, voelt daar mede na alle kanten, en een bekwaame plaats gevoh
(*) Ziet dé Heyde ontlediging dés Moffels, pag. 25. fig. 6. daar het
vry wel, benevens de fleuf daar in, afgeteekent is.