
Sexen irt zig vereenigt hebben, en ook op dezelve wyze voort*
teelen (d). Doch hec heeft my nooit gelukt, fchoon haar
maanden lang in glazen met Zeewater bewaart heb, haar te be*
trappen, dat zy zig vermengden.
Zoo dra zy uit haar eijtje geboren Zyn, zyn zy reets
met het dekzeltje tot fluicing van haar hoorntje voorzien , ’t
welk van een hoornagtige fubftantie is.
De Heer Swammerdam Q e) heeft wel de tong van een Aly.
kruik, doch van een doode afgebeeld, en omdat die byzonder
van fatzoen is, en van de Aly-kruik, die op dezelve wyze gebruikt
word als de Zee-puiften haare veeren doen, zoo hebbe
die op het tydftip, dat het dier, die uit zyn mond fteekt,
laten afteekenen. Tab. XV. fig.
Van de Zee-kïitien.
De Heer K leyn ( a ) , die in een byzonder tradlaatje , alle
Zee-kliccen of Zee-appels optelt, die hy in de rykfte kabinetten
gezien heeft, onderfcheid dezelve in drie ClafTen.
De Eerlte claffis, ^beftaat uit zoodanige als een öpening tot
loozing. van haare excrementen , boven in haar kruin hebben,
deze noemt hy Anocysti.
De Tweede claffis behelft die foorten dié hy noemt K atocysti
,
(«0 De Heer Jüssieu heeft my beide dé Sexen zeer duidelyk doen
zien, zegt Adanson Hiftoïre dis cvquitlages. pag. 17ó.
f t ' ) Tab. IX. fjg. XX. .
(«O Naturalis Difpofitio Ecbinodermatum. Cedan 1734. Naderhand in
itr ’t Franfch overge^et onden den tytel van Obfervntims fu r les Onr*
(ins dt M e r & FoJJiles, Taris, 1754.
cysti , dat i s , die de opening tot loozing van haare excrementen,
van anderen in den bodem hebben.
De Derde claffis-’bevat, de P l e ü r o c y s t i ’, dat is, die de
opening tot loozing *van haare excrementen , nog in de kruin
nog in den bodem, maar op zyde hebben.
Of anders verdeelt hy de Zee-klitten in twee claflen , in
Emmesostomi , die haar mond juift in de midden yan haar bodem
hebben, en in A^omesostoki die haar mond juift niet midden
in den bodem hebben, want alle Zee-klitten hebben haar
mond van onderen in den bodem.
Op deeze verdeelingen van de Heer K l e yn , zoude wel iets
aantemerken vallen ; en men zóu miflchien de Zee-klitten
beter na het verichil van haare ftekels kunnen onderfcheiden
en verdeden.
Hy verdeelt verders de Zee-klitten in geflagten, en deeze
wederom in byzondere foorten, zoo dat hy zesentwintig foorten
optelt, die tot de eerfte claffis behooren, vyfentwintig tot
de tweede, en negen tot de derde claffis, in ’t geheel zeftig-
derhande foorten van Zee-klitten.
Dog in deze Verflandêïïhg b e p a a liï my tot dat (bort, dat hy
npemd den T ulband (C ydaris) d ie , hoewel aan deze Stran* Tab.XI.
den de gemeenfte, egter om zyn menigvuldige en lange Ste- eu
kels, een van de merkwaardigfte is.
Om een duidelyk begrip van deze Zee-klit te krygen, moet
men eerft deszelfs buitenfte Schaal of geraamte befchouwen.
Deze vertoont z ig , wanneer alle de Stekels afgefchrapt zyn,
als een ronde kloot of bol dié van onderen wat plat gedrukt
is, ten naafteri by van gedaante, als een ronden Oven, waar- FiS-IV-
om Rumphius dezelve ook Bak-ovens noemt.
De uitwendige oppervlakte van deze fchaalagtige b o l, is
overal bezet met kléine knobbeltjes , en door de Natuur verft
deelt