
c. Eenige Polypi, aan den rand van de Schulp.
Fig. III. Een eijerneft van de groote Zee-wulk, die in de Noordzee
gevangen word.
a. Een blaasje uit dit eijerneft opengefneeden.
b. Een klein Wulkje daar uit,
Fig. IV. Een takje Zee-ruy (Quercus Marino) met een Kruikje,
A , daar op , dat gedurende eenige dagen in het eijerneft B
gelegen heeft, waaruit in C eenige eijtjes, vergroot, vertoont
worden.
Fig. V. Een gemeene Alykruik A , die eehigê eijers B- op. den
rand van ’t glas.gelegt heeft, die in C , vergroot vertoont worden.
Fig. VI. Een takje Zee-mos (Sertularia) met eenige eijerneftjes
(b) daar aan. „ „
ft Eenige Polypi aan dat takje.
Het zelfde takje fterk vergroot zynde, zoo vertoonden zig deze
eijerneftjes als in B , en één , gedurende een fterke Zonnefchyn
open barftende , zoo kwamen daar een menigte Diertjes uit als
C , geiykende na Hand-granaatjes.
Fig. VIL Een ander takje A Zee-mos, o ï Sertularia, waar van
de eijerneftjes b. als met een. voetftukje vaft waren.
B. Deze eijerneftjes’door een hand-vergrootglas gezien.
C. c. Polypi- op dit Zee-mos zittende.
D. Een van déze Polypi, door het ingieten van ’t water van ’t
Zee-mos los geraakt , en door ’t water zwemmende.
Fig. VIII. Een. Alcyomum,- die Zce-longe ( 1’ulmo Marinus) ge-
noemt word, waar óp een ftukje wit flym A , ’t welk met een
fterk, vergrootglas bleek een eijerneft te zyn, zoo ik.dënke.van
een Zee-puift, ( Balanus) omdat zeer-veelë kleine Zce-puilljcs,
B , niet,ais met een vergrootglas te onderfcheiden, daar op te
zien waren.
Z E SZ
E S D É. P L A A T.
Fig. I.' Is ovérgenomen uit de TjJays and obfenatio'ns Phyjical
and Litterary 8°. Edinburg Vol. II. pag. 8. en verbeeld een
' eijerneft van een Kink-hóorïr QBucctnum ampullatum) van de
Heer G a r d e n uit Zuid-Carolïria'gezonden.
A. B. C. D. De Band, waar door alle de byzondere eijerneftjes
met elkander verknogt zyh, zynde wat harder en dikker van
fubftantie.
E. Een byzonder celletje of blaasje van ’t eijerneft, kunnende wegens
de doorfchynendheid van ’t vlies, de Hoorntjes daar in
gezien worden.
F. Een Blaasje opengefneden, .-met de Hoorntjes daar in.
G. De Hoorntjes daar Bit genomen.
Fig. II. Het eijerneft van een ander foort van Kinkhoorn ('Bucci-
mm ampillètum , cltVÜkula. Jitkata, ma parte cujufque qrbis in
planum cdrnpreffa. L istbr. pl. B78 en 879, uit ^uid-America.
Uit E l l I s : hiftörië der Koralen. Tab. XXXIII. A. a.
A. Een enkfcld Blaasje van dit eijerneft met de Hoorntjes daar in.
B. De Kiniihèorfl'in-zyn hatuurlyke grdótfèi.'
Fig. III. Hét pijerneft. van; een ander■ jjinfeéi| ’uit B r ow n
Naturak ffjlwy': af is ook befchreven
döór ‘H a n s- o a N è", Hifts-öf -jimSttU Tom. I. Tab.
24.. fig. 3, die hernoemt, Feficaria marina non ramoja, eve-
Jiculis,, infundibuli forma, membrana undula exjlante, corona-
tis, cmjlans, en zegt , in verfcheide blaasjes een Kinkhoorn-
tje gevonden te hebben. A twee blaasjes van ’t eijerneft afge-
fcheiden.
Fig. IV. Is de eerfte figuur van de 21 plaat uit S cilla de corparibus
marinis lapidejceniilms 40. , en verbeeld een tak verfteent
Koraal, dat met geleedingen A groeit, die in elkander
fchieten.
G 3 Fig.