"Uitvoeriger befcfaryving van dit Dier, of van eenige van des»
zelfs éigenfchappen, als Paaring, Voörtteeling &e, kan ik tot
nog toe niet geeven ,- maar ik ben genootzaakt, niy dus met
deeze enkelde opnoeming van het Dier te vftede te i houden
: want fchoon ik verfcheide daar van , twee a drie weken
in witte glaze flefleii met helder Zëe-water bewaart heb , zoo
kon ik daar niet de minde beweging aan befpeuren, dan dat zy
‘ door die opene pypen , (die zy wel tot twee derde van een
duim konden uitfleeken, en tot op twee a drie lÿnen, als aangeraakt
wierden , konden intrekken ) gedurig water , en in ’c
water zynde Diertjes opzoogen-, wanneer men het Dier merke-
lyk zag opzwellen : kórt daar na fpuuwde het door dezelfde ope-
ningen het water wederom uit, en wanneer men het uit de fles
met water nam, met een dun draakje, fomtyds drie a vier voeten
ver.
Tab x Een van deeze Dieren was veel doörfchynender dan deande-
fig.5. b ! r e , kunnende men een-ige ingewanden, door zyn Vel heen zien.
Deeze Dieren opengefneeden zynde , geleeken van binnen
veel na een Oeder , dog waren veel zagter en flymiger: men
kon dezelve geheel uit het Vel neemen waar van dan de bin-
nende oppervlakte, zeer glad en effen is.
Zoude het Dier van ’t welk de Heer Bigot de Mouogues
een zeer korte bcfchryving -geeft |Éin de- Memoires def Mathématiques
& Phyfiques (Tom 1L pag. 145) ook een foort van
dit geflagt zyn?
Van het Gehoor der -J^iffen.
Een groot verfchil is ’er onder de Natuur-onderzoekers, of
• de A'ifien het Zintuig van ’t gehoor bezitten, en hooren kunnen
o f niet..
De
'De onvermoeide nafpeurdei der Vifïen, A rtedi (<*), zegt,
dat de Viden, niet kunnen hooren, en word door L inn.-eus (£)
daar in.gevolgt , die ook de Infecten dit Zintuig en dat der
reuk ontneemt.
Edog, als men met de ondervinding raadpleegt, zoo word
men volkomen overtuigt, dat indien niet alle, ten minften zeer
veele Infecten, deeze beide Zinnen oeffenen, fchoon miffchien
met de uiterlyke Zintuigen niet begaaft.
De Byënhouders flaan op een koper bekken , als zy hunne
Byën, tot zig wilien vergaderen, en zeggen, dat de reuk van
Camilbloemen haar onverdragelyk is.
Is het ook niet door de reuk, dat de Infecten het voedfel,
dat haar goed en nuttig is, van het kwaade kunnen ouderfchei-
den: hoe ras weeten de Vliegen, op de reuk, na rottend Vlees
te zoeken; en ondervinden de |liefhebbers der Kruidkunde niet
dik wils, dat de Vliegen door de reuk bedrogen,; haare eijtjes
op de blom van de Stapelia ( t l ) leggen , die dezelfde flank.,
als rottend Vlees van zig geeft?
En wat het gehoor aangaat; een mannetjes Krekel, hoort in
de paartyd zyn wyfje niet zingen, of door de melodie van haar
aangename flem bekoort , zoo fnelt hy aanflonds na haar toe.
Een Spinnekop, die gepaart wil zyn, klopt met iets, ik weet
niet wat, op de muur of plank, daar zy haar verblyf op houd,
en dat negen of tien tikjes, ten naaflen by als die van een ho-
rologie , dog wat harder en korter op malkander, daar na wagt
zy na antwoord. Zoo zy geen antwoord krygt, zoo begint z y ,
van poos tot poos, al wederom, gedurende de tyd van een uur
of
(а ) De Pifcibus. II. pag. 19.
(б ) Syfbema Naturre. ëdit. dec.: pag. 239.
Cc) L es ser Theologie des.Infedes. torn. II. pag. <5.
(d ) Afcl'epias aizoïdes, flore pulchre fimbriato. Royen Pr. 2.
N ;2