101
U I T L E G G I N G
D E R
P L A A T E N.
V Y F D E P L A A T .
Fig. I. Een Straalqual , levendig en zwemmende afgebeeld.
A. Deszelfs buitenfte rand.
B. Een menigte van Tentacula of Grypers, zich verwonende
als fyne Wolle.
C. Eenige Draden van deze Wolle , die het Dier ter lengte van
eenige vademen kan uitrekken.
Fig. II. Een Zee-qual van dat foort, als in hètjaar 1762. in
het Spaarne by Haarlem gevonden zyn , in ruil zynde.
a. a. Deszelfs Grypers of Tentacula.
b. Het gemeende Kruis.
c. Een Randje, beftaande uit twee parallele of evenwydige cirkels
van een fchoone roode couleur , en met veele evenwy-
dige dwarfe vefeidraden tuflchen beide de cirkels.
3. Een roode langwerpige Vlak tuflchen de twee cirkels.
1. Een tweede en breedere Rand of cirkel.
Fig. III. De zelfde Zee - qual zich toetrekkende , en dus voortzwemmende.
De letters beduiden het zelve als in de voorgaande Figuur.
Z E S D E
U I T L E G G I N G d h r P L A A T E N . 103
Z E S D E P L A A T .
Fig. I. Een ftekelige Zee - muis, weinig minder als levensgroo-
te , op zyn rug leggende om de plooijen van den buik te kon-
nen zien.
a. De twee Tentacula aan de kop.
b. b. De Stekels , als uit Tepels voortkomende, dienende voor
voeten om te kruipen.
c. c. c. Vlezige Haakjes onder elke Tepel.
Fig. II. De zelfde Zee - muis op zyn buik leggende.
a. Het Hair- als flos zyde midden op den rug.
b. De Stekels.
c. Lange dunne glanzige Hairen , die in de Zon de heerlykfte
, couleuren aanneetnen , als goud , groen, violet, ulcramarin ,
enz.
Fig. III. Eep der Tepels , waar uit de Stekels voortkomen ,
door een Vergrootglas gezien, wanneer blykt, dat zy uit
drie: kleindefe beftaan.
Fig. IV. Een dezer kleine Tepels met een ilerker Vergrootglas
op deszelfs bovenile oppervlakte gezien , öm de ordre te kunnen
zien , waar op de 19 Stekels of borltelige hairen , als drie
Hevige a , zéven dunne uit de midden b , en negen middelloon
c geplaatft liaan.
Fig. V. A. Een gefchubde Zee-muis , op zyn buik leggende.
a. De zes Tentacula aan de kop , twee groote en vier kleine.
b. Twaalf Hairen , onder elke Schubbe een , uit het lichaam
voortkomende , hebbende boven aan het einde een klein langwerpig
Knobbeltje.
O 3 c. c. c.
jjji