
lyk geval ook geweeten hebben, als hy in het eenendertigde
Vers zyner Zedekundige Zinnebeelden zegt:
De Kreeft kon, met geweh, den Oejier niet gewinnen.
En daarom gaat• het Dier een looze vond verzinnen.
Een kei, van fchoone verf, hy van den oever raapt,
En gooit die in de Schulp, terwyl zy legt en gaapt:
Ziet wat een firn gefchenk, ziet daar den Oejier open,
Hy legt als zonder kragt, zyn Fis werd uitgczeapen.
Wie had nu zulk verftandig overleg in de zoo dom fchynende.
Kreeft kunnen verwagten?
Een aanhoudend en opmeikend onderzoek na den aart en ei-
' genfchappen der Zee - infe&en zal zekerlyk de boven aangehaalde
woorden van de Heer B orlase bewaarheden , en verfcheide
van hunne manieren en liften om hun Aas te vangen, aan den
dag brengen.
De onvermoeide Natuur-onderzoeker C o l l in so n (//) ver-
zekert dat de groote Zee - krabben , hunne byzondere gezel-
fchappen of huisgezinnen hebben ( gelyk. de Arabieren huhne
horden) met welke zy leeven , zonder zig met hunne nabuu-
ren te bemoeijen: En dat men, om daar van overtuigt te worden
, maar een van deeze groote Zee-krabBen gevangen hebbende,
dezelve op zyn Schaal moet tekenen, en op een andere
plaats, al was die een uur ver, in Zee werpen , wanneer
men hem kort daar na, op de eerfte plaats, wederom zal vin-
den.
Ik kan niet nalaten by deeze kórte befchryving der Oefters,
eenige geneezende en heilzaame kragien te voegen, die dezelve
bezitten.’
Het
( i ) Philofophical Tranfaftions N°. 478-174<>.
Het is van overlang bekent, dat uitgebrande Oefter-Schulpett
zeer fyn geftampt zynde, het Zuur in de maag temperen, en
daarom zeer dienftig zyn voor kleine kinderen, en andere per-
foonen, daar aan onderhevig.
Die Poeijer is volgens de waarneemihgen van den grooten
Chymift H om b e r g ( e.) j_jen dien einde te prtefereeren boven
rood Koraal en Paarlemoer, omdat het veel eerder als die, in
de Spiritus Nitri -of Spiritus Salis gediftblveert wordende , ook
zoo veel te eerder en te zagter, zyne werking, in zwakke maa-
gen doed: fchryvende dien Heer, de oorzaak deZer zagter werking
toe, aan eenige Zouf-deeltjes, daar de Oefterfchulpen boven
het Koraal en Paarlemoer mede begaaft zyn. Hy vermaant,
altyd de holle Schulp te neemen, en de platte te Verwerpen;
en dezelve liever door de Z o n , als door het Vuur te laten
uitbranden.
Bgbalven deeze Zuurtemperende kragt zetten zy ook het water
a f , zyn een zagt zweet-middel en geneezen daar door afgaande
Koortfen, als eenigen tyd , voor dezelve, ingegeeven
worden. ■
In Vrankryk is een zeer befaamd middel en tegengift tegen
de Dollehonds beet, waarvan het poeijer van uitgebrande Oefterfchulpen
drie vierde parten uitmaakt ( ƒ ) , ja zelfs wórd dit
poeijer, met wyn ingegeven, voor die gevaarelyke Ziekte, alleen
genoegzaam gefchat ( g ).
Het fyne poeijer van’ üitgébrandë Oefterfchulpen is ook een
byzonder tandpoeijer, ’t welk men door byvoeging van een
weinig Myrrha , Terra Japonica, Sanguis Draconis, Kaneel en
eenige greintjes Amber de Gris nog kan verbeteren, en aangenaam
van reuk maken.
Het
( e ) Memoires de 1’Acad. 1710. pag.-88 , 89.
(ƒ ) Recueil Periodique des Öbfervat. Tom. VI. pag. iyi,
CS) ld. ibid. pag. 233.
L.2