
5o U I T L E G G I N G d e r P L A A T E M
celletjes woonende, die nooit in de hoogte groeijen , maar
ook in de breette zig uitbreiden.
B. Eenige eijtjes en jonge Polypï,, van dit foort, uit deze eij-
tjes voortkoomende: als duidelyk bleek, wanneer zy door ’t
vergrootglas bezien, wierden, als in D.
C. Eenige Zee- puiften ( Balani) op dezelve Wulk valt zittende.
Fig. VI. Een Alcyomum digitatum undique alterifcis notatum (jóude
Mans duimen.)
a. De gaatjes, daar de Polypi in zyn.
Fig. VII. Dezelfde Alcyonium dwars doorgefneden ,. om des-
zelfs vezeldradige en vol holligheden, zynde, fubftantie te kunnen
zien,
l . Polypi, in die holligheeden zittende.
V I E R D E P L A A T .
Fig. ï.' Een droppel Zee-water, waar in men ligtende vonkjes
befpeurt. heeft, door een fterk Microfcoop gezien , en daar
driederhande' diertjes in ontdekt.
Fig. II. Een aardig Diertje op Zee-mos gevonden , dat van
Zee-tonnen afgefchrapt was;
A. Een van ’t kleinfte foort, zoo als ’er honderden waren.
B. Een van ’t grootfte foort, beide in hunne natuurlyke grootte.
C! Dit laatfte fterk vergroot.
a. Deszelfs Antennse.
i>. Eerfte paar pootên.
c. Tweede paar pooten.
d. Derde en grootfte paar pooten.
e r e , e , Vier blaasjes op zyde van ’t lichaam hangende die het
diertje jn ’t zwemmen ook beweegde.
m m
ü I T L E G-G I N G d e r P L A A T e N. 5E
ƒ_ ƒ_ ƒ, Zyn agterfte pooten, met welke zes te gelyk het Diertje
een takje Zee-mos aangreep, en zig daar mede vafthoudende,
zig na alle zyden kon draaijen en buigen.
g. Zyn Staartje en Anus.
1 h. De Oogen.
Fig. III. Een ander Diertje, op het zelfde Zee-mos gevonden..
1A. Dit Diertje op zyn buik leggende. B. Het zelfde op zyn rug leggende.
C. Het zelfde fterk vergroot.
Fig. 3, 4 ) 5 » 6 , . 7 , 8, 9 , xo, i r , 12 verfcheide foorten
van Zee-infectcn , alle op Zee-mos gevonden waar van
c in 8 een wonderlyke gedaante en zeer veel leedematen
hadde.
De meefte dezer Diertjes gaven in den donker ligt, en verwonen
zig in deze Plaat, door het 3de en 4de glas van de Heer
C ü-ff Standerts-microfcoop gezien.
V Y F D E P L A A T .
Fig. I. A. Een eijerneft als een blaasje by menigte gedurende
de Maanden February en Maart, by laag water hier aan de
Stranden te vinden.
B. Het zelfde vergroot, zoo dat de eijtjes daar in, duidelyk zigt-
baar zyn.
C. Een Diertje, uit een van deeze Zaadblaasjes voortgekomen,
fchynende een foort van Zand-aaltjes QAmphitrite') door ’t vergrootglas
gezien.
Fig. II. Een eijerneft van de gemeene Wulk op een door wurmen
uitgegeten Oefterfchulp;
a. Een blaasje van dit eijerneft opengefneeden , om de kleine
Wulkjes daar in te zien.
b. Een klein Wulkje, pas uit het eijtje gebooren. c. Eeni