rontonl zwemmen kunnen , fchoon zig dikwils op het een of t-
ander hard lichaam, met haar agterfte gedeelte, weeten vall te
hegten. ' •
De Polypi, die in celletjes woonen, zyn de gemeenfte en de
kleinfte foorten , witagtig en doorfchynende: zy hegten hunne
celletjes niet alleen romtom de Koraalen, Zee-boomtjes en Zee-
mos, (_ alyvaar zy dan die zoo genoemde bloemdragende baß uitmaken)
en waar van dezelve, zonder die hoorntjes, in het min-
fte te kwetzen , door een voorzigtige hand gemakkelyk kunnen
afgefchrapt worden; maar men vind die celletjes, en daar in woo-
nende Polypi, op alle lichamen , die in Zee gevonden worden,
op alle Hoorens en Schulpen, Oefters, Mosfelen, Steenen, op
de-póoten en ’ t lichaam van Kreeften, Krabben, Kreeftflakken
& c ., ja zelfs heb ik de Quercus Marina, welke ik ook beware,
daar zoo digt mede bedekt gevonden, als men ooit een Titano-
kerato-phyton gezien heeft. Alle welke lichamen, dan door die
celletjes, als met'een netswyze korft bekleet zyn, dog nooit ziet
men deze celletjes eenige takjes maken, of in de hoogte op een
geflapelt, maar alcooa naaft malkander.
Wanneer men deze celletjes, en de leevende daar in woonende
Polypi in een glas met Zee-water nauwkeurig beziet, zoo word
men ftraks overtuigt, dat elke Polypus een byzonder Diertje is,
dat geen gemeenfchap heeft met de andere, die naaft hem zyn,
kunnende, zonder dat men eenige beweeging, in die naaftgele-
gene ziet, zyn armen toefluiten, en in èh uit zyn celletje kruipen.
Deze CePpolypi fchynen ook alle van eenderlei gedaante.
. Dog men heeft de meefte zoo in grooce , als in gedaante ver-
fchillende Polypi , onder die men op de verfcheide foorten van
Sértularia Vind ( c ) . Dat elke Polypus van deze ook een byzond’er
( c ) Zie de afbeeldingen op de platen van de Heer E l l is .
der Diertje is, fchynt my door het volgende experiment duidelyk
te blyken.
Den 3<ien Juny 1757 deed ik een takje van de Corallina mufco-
fa , alt erna vke démkulata, ramulis in creberrima filament a fpar-
Jis, E llis No. 4 ., dat met extra veel Polypi bezet was ^ in een
wit Cylinder-glaasje van een duim diameter, Om eenige blaasjes
die daar aan waren ,/ nauwkeurig té examineeren P ik goot wat
hoog en fchielyk door de pyp Van een trekpot, daar gefiltreert
Zee-water in, en het toen met een vérgroot-glas beziende, zoo
zag ik meer als dertig of veertig Polypi, die door de re fterke
ingieting van ’t water van het Zee-mos afgevallen waren, door ’t
flesje hier en daar heen zwemmen, en zig op de uiteinden der
takjes, daar zy afgevallen waren, wederom vafthegten, fomtyds
ontmoetten zy takjes, reets met Polypi bezet, alwaar zy dan,
naar het fcheen, niet vrindelyk afgewezen wierden, zoo dat fom-
mige' lang werk hadden met een bekwame zitplaats voor zich te
Vinden : Zy fcheenen van ’t zwemmen ligt moede te worden ,
want die geene, die gedurende den tyd van zes of agt minuten.,
dat ik met dat vermakeiyk gezigt bezig was, geen’ zitplaats hadden
kunnen vinden, zakten op de grond van het glaasje na be-
r.eeden, kwamen niet wederom na boven, en ik vond ’er drie
een ,uur of vier daar naa dood ( d ) .
Deze Polypi hadden veertien armtjes , die zy onder het
zwemfd
) De Heer Jussieu heeft ten naaften b.y ’t zelfde opgemerkt
: „ Ces mêmes animaux ayaiit fejourner pendant une nuit,
„ dans 1’eau de la mer, dont eioit rempli le bocal, font forti ppur
„ la plupart de leurs tuyaun. Memoires de 1’Acad. 1742. pag. 300.
Rö?el die in ’t Zee water negenderhande foortgelyke Polvpi waar-
genoomen heeft, z e g t:,, Behalven dit, hebben deze Polypi, nog eene
„ den Dieren eigen zynde beweging , en 't vermogen om zig van de
■ „ eene plaats na de andere' te begeven : want op zekere tyden, begeeft
„ zig de eenen na den anderen , van het Jleeltje , daar zy opgezeten
,, geweefi zyn af, en zwemmen op veelderlei wyzen door ’t water been*
lüfeclen Beluftiging, Supplem. pag. 605 & 6c8,