
De Oefters zyn een foort van twee-fchaaligc Schulpen (bivahce')
van buiten ruig gefchilferd, of gefchubt, van binnen glad, zil-
ververwig of paarlemoer-agtig : Een van deeze Schulpen is van
buiten bultig, en van binnen als uitgeholt; de andere, is aan
wederzyden plat (b ).
LiNN.ffius f f } telt negen en twintig derhande foorten van
Oefters op , waar onder fommige zeer fraai van couleur zyn,
fommige zeer wonderlyk van gedaante; dog,ik bepaale my in deeze
befchryving , maar rot de Engelfe of gemeene Oefters ( d ) ,
die om hunne lekkere frnaak geagt en gegeten worden.
Men noemt deeze Oefters, veeltyds Engelfe Oefters omdat het
grootfte gedeelte daar van, ’s jaarlyks met fcheepen hier te lande
uit Engeland gebragt word.
Wanneer zoo een fchip, een Oefterhaalder genoemt, met een
lading ( e ) Oefters aangekomen is , zoo worden dezelve aan-
ftonds na de ( ƒ ) Oejler-putten gebragt, en vier, vyf of zes voet
Zee-water daar op gelaten, ’t welk men met laag water, daar dage
O ) Volgens Rumphiüs belmoren de Oefters tot het agtfte, en
volgens L ik n ü b s tot het elfde geflagt, der tweefchalige fchul-
pen.
( c ) Syftema Naturas. pag. 696. editionis decims.
( d ) Oftreum edule. Oftreum vulgare. Oftreum tefta femiorbi-
culata membranis imbricatis , undülatis : valvula altera plana inte-
gerrima. Linn. N. 180.
( e ) De lading Oefters van een Oefterhaalder , is van 1 ro tot
2So tonnen. Een Oefterton, word een vyfde part grooter, als een
Harington gefchat.
(ƒ ) Oefter - putten (OJlrearia Jive Oflreorum Vivaria) noemtmen
die gebouwen, alwaar de Oefters, in ppene, langwerpige, houte,
met greine planken gevloerde bakken,‘ die voor de lugt bloot zyn,
gezuivert en bewaart worden: kunnende door middel van een fpuy
en Huisjes daar in gemaakt, ’t Zeewater na believen in en uit gelaten
worden: hier by is ook het Kuiphuis enz., alwaar dejOefters,
met mandens , uit de put opgefchept zynde, na toe'werden'gebragt,
en dan daar behoorlyk in tonnens vaft gepakt en ingekuipt, en
voorts na andere plaatzen verzonden.
gelyks af laat Ioopen, en met elk getyde, wedérom vers Zeewater,
daar op laat koomen: door welke op- en afloop van water,
de Oefters in de tyd van zes, agt of tien dagen gefchuurt
worden (dat is van alle flik en vuiligheid, d ie zy uit Engeland
mede gebragt hebben, gezuivert en fchoon gemaakt) eer dat zy
gejlaagen (dat is , in bekwaame tonnen ter verzendige behoo-
lyk ingekuipt) worden.
Wanneer men, in ’t laatft van May of begin van Juny, levendige
Oefters opent, zoo vind men in fommige een melkagtig
zap, ’t welk door een vergrootglas-bezien, blykt een oneindig
getal van a kleine eijtjes te zyn : .men zal dikwils wel tien aTab.II.
Oefters openen, daar men dat zap niet in vind, tegen een die
daar mede voorzien is. Dit doed fommige Heeren als (g ) Sprat,
Ch) W i l l i s , ( i ) L i s t e r , ( fc ) , D ale ( / ) , D eslande^ ,
.. .. 1 ' (w) L ee-
I I M
i lH i »
ilïiiSM
jj. P i §1 I im 1
( g ) Hift. of the Royal Society, pag. 309.
(b ) De Anima Brutorum. Cap.
( i ) Exercitat. Tertia. pag. 81. Deeze Heer zegt, dat de Oefter-
vangers in Engeland, in de maanden Juny of July, als de Oefters
hunne kuit beginnen te fchieten , die geene die bruin zaad hebben
, Black-zick. noemen en voor Mannetjes agten ; en die geene
die wit zaad hebben, noemen zy IVitb-zick , en houden die
voor Wyfjes. Dog dat hy regt contrarie van gevoelen is, en de
witte, With-zick; om haar wit zaad voor Mannetjes, en de
zwarte, Black-ziek, voor Wyfjes houd. Hifi. Animal. Angl. pag.
179/ Dog beide dwaalen z y , het zyn nog Mannetjes nog Wyfjes,
maar waare Hermaphroditen: en de eijtjes zyn, in de eene
bruinder en in de andere witter, gelyk in volwasfe Oefters den
eenen zyn fchulpen veel witter heeft, dah den anderen. Dus getuigt
L eeuwenhoek (in 't zevende vervolg zyner brieven pag. 41.)
onder andere Oefters, eene gevonden te hebben, die bedekt zynde,
met een grauwe ftölFe, meende dat hy vol flik was, dog welk
flik, met een vergrootglas- bezien, niet dan jonge Oefters waren.
•
( k) Natural hiftory of Hanvieh. pag. 38$".
( l) Recueil de traites de pmifique. pag. zo8.
K
Hl 1118 :
* ! » I