
Tab. VI
Fig. VI.
A.
B.
148 n a t u u r k u n d i g e
Dit Diertje is drie of vier duimen lang , doch maar ander*
halve of twee lynen breed. Men vind dezelve van verfcheide
couleuren y als paars, bruin, donker geel, blaauw, enz. Haar
lichaam beflaat uit zeer veel infnydingem, ,die wy in deze tot
meer als feventig geteld hebben.
Zeer merkwaardig is by dit Diertje het hoofd, waar van het
voorfte gedeelte eindigt in drie flompe punten : de middelfte
js de kortile en dikile , en beeft twee vooruitwekende Sprieten
( Antenna) , of Baarden {Cirri). De twee zydelingfe uitfteek-
fels hebben vier Baarden, drie korte en een wat langer, aan haa-
re buitenfle zyden. Boven op het hoofd Waan vier zwarte Wippen
, die ik voor de Oogen houde , waar van de twee agterfle
nlanzieer en zwarter van couleur zyn dan de voorWe.
O o
Het Lyf was meer als drie duimen lang , en fchaars twee lynen
breed : 'het was ligt bruin van couleur , en in het midden
daar van liep , vanhet hoofd tot aan de Waart, een roode Streep.
Het beWond uit twee en feventig infnydingen ; ieder infnyding
had aan elke zyde een Poot, die als uit drie deelen of Tepeltjes
beWond , en met Wyve Hairtjes of BorWels voorzien was, op dezelve
wy ze als wy van de groote Zee - muis in het voorgaande
Stukje ( t jj befchreven en afgebeeld hebben. Door middel van
deze honderd en vier en veertig Pooten , die het Dier, fchoon
het: langs de grond kruipt, ook als Vinnen om te zwemmen gebruikte',
maakte het altoos zeer fpoedige voortgang. ;
De Staart eindigde met twee lange dunne en borWelige Uit-
Weekfels , gelyk men aan fommige Aafdfche Duizendbeenen
ook wel ziet.
Op
Qt~) Pag. 67. Tab. VI.
U I T S P A N N I N G E N . 149.
. Op Stèenen,. OeWers, en andere Schulp - viWen, die men van
den grond der Zee. ophaald , .vind men zeer dikwils.een klein
Diertje , dat zich in een van flik of zand gemaakt kokertje ont- Tab.^
houd. Uit dit kokertje , dat een halve lyn dik , en een of twee^
lynen lang i s , ziet men niet anders als twee lange , niet dikker
als een hair zynde Grypertjes (j TentïïcuLi ) uitkómen , die het
Diertje op alle wyzen draait, buigt, en rondom flingert. Om
de verbazende lengte'van deze Grypers , noem ik het Diertje
de'kleine Zee-duizendÏÏeén mét zeer.Tange''Grypers < n ) .‘ •-
Ik heb by zeker toeval eens eenige dezer Diertjes gekregen ,
en zette die in een helder wit glaasje met Zee* water en fyn zand
op den bodem. Ik kon my niet verzadigen door een Vergrootglas
de bewegingen van dit Diertje te zien , en hoe hef zich binnen
weinige uuren door het Zand eenige gangen of loopgraven,
en van het zelve zand een kokertje maakte , dat omtrent vier lynen
daar boven uitflak. Hier toe gebruikte het maar alleen de
twee bovengenoemde dunne Grypertjes QTentacula) , die, of
met zeer kleine baaltjes , of met een% klevend vc-gt moéten
bezet zyn ; want het raakte geen Zand - korreltje daar'méde aan \
of nam het ook o p , en plaatWe het in de rondte , tot dat het
zich van dezelve een rolrond of Cylindrifch kokertje vervaardigt
had , waar in het Diertje zich verflphuilde , en niet als de altoos
in beweging zynde Grypertjes .daar uit liet voortkomen.
Ontmoette een van deze Grypertjes by geval een klein Infefl;
het greep het vafl , en het wierd , hoe dat het ook'fpartelde r
na binnen gefleept ( u ) , en dan met ruW geconfumeert ; ten
min-
(«) Het is ook een der InfeQen , die op de Qefters in het donker
ligt.geven.
* j^ijlg in, dit Zee.-.water waren zeer véél kleine Aaltjes , doch niét als-
3iet een vergrootglas zigtbaar ; en hoe dezen zich wrongen en flinger-
V ’ ■_ ■ ' den,