
io 6
U I T L E G G I N G
D E R
P L A A T E N.
I
Z E V E N D E P L A A T .
Fig. I. vertoont een takje van een Sertularia of Plantdier, ge-
noemt Corallina Abietis forma, ’ t welk ik van de maand September
1758» tot Fèbruary 1759, op een Oefterfchulp bewaart
, en ten minden eens daags , vers Zee-water gegeven
hebbe: gedurende deeze tyd van vyf maanden, is het mer-
kelyk in de lengte gegroeit, en heeft op verfcheide plaatfen
B , zy-takjes uitgefchooten, uit welke alle Polypi voortkwamen.
Dog begroeide ook met een bruine baft van hairigc
vuiligheid.
Fig. ir. vertoont het zelfde door een vergloot-glas gezien.
De Letters in deeze twee figuren beduiden dezelve voorwerpen.
A. Het Hammetje van de Sertularia, daar het op een Oefterfchulp
mede valt gezeten heeft.
B. Zy-takjes met Polypi. bezet,-/die,het;,;'in die tyd, dat ik- het
bewaart heb-, uitgefchooten heeft.
C. Hetbovenfte top-ende, ’t welk nog vers*gegroeit zynde, geheel
fchoon en met geen vuiligheid , of andere Diertjes bezet
is.
D. Een ander grooter foort van Polypi, die beginfels waren,
van een Plant-dier, dat Corallina Tubularia genoemt word; deeze
groeiden zeer weinig.
E- Een derde foort van Plant-diertjes reets befchreven in ’t eer-
fte ftukje, en daar afgebeeld Plaat III. fig. 1. A. B. C.
Van
Van dit foort, waren der honderden , zoo dat z y , door haa-
re gedurige intrekking en beweging , dikwils het gezigt belemmerden.
Uit de twee zy-takjes van dit top-end C , ziet
men reeds volmaakte Polypi uitkoomen : dog het middelde
takje, ’ t welk jonger is, daar zyn nog geen Polypi aan, als
duidelyker blykt, uit
De Fig. UI. die dit top-end door een- goed Microfcoop gezien,
vertoont.
A. De plaats, daar het van ’t {lammetje afgebrooken is.
B. De twee zy-takjes met Polypi bezet. -
d. De Polypi, uit haar kokertjes komende en haar armtjes uit-
fpreidende.
e. Kokertjes, daar de Polypi, haar armen ingetrokken hebbende,
zig geheel in verfchuilen, en zig dan als. een wit
vlakje vertoonen.
C. De middelde tak, die jonger is als de twee zy-takjes , en
voortgroeijende nog geen volmaakte Polypi heeft , men ziet
daar maar de leedjes ( ƒ ) aan, en hier en daar eenige Botten
( g ) uit welke, als wat meer gegroeit is, de Polypi, dan
ook volwaffen zynde, hervoortkoomen.
Fig. IV. Een ileenagtige Efchara , groeijende als eens b o l,
met kleine gekrulde bladen.
Fig. V . Een blad van deeze Efchara , . door een Microfcoop
gezien, wanneer de celletjes der Polypi, daar in te zien zyn.
a g t s t e p l a a t .
Fig. I. Een Oefter, zynde een Groen-baard.
a. Een gedeelte van een Eijerneft in ’c laatrt van Mey in de
zelve gevonden.
A. Eijtjes uit dit eijerneft, door een vergrootglas gezien.
Fig. II. Een ordinaire Oefter, in de maand Auguftus geopend.
Q 2 A.
II