.iio n a t u u r k u n d i g e
vonden hebbende , zoo legt hy dat deel van de tong, daar de
fleuf eindigt, en als een kleine uitpuiling is, daar tegen aan,en
houd het ’er eenïgen tyd o p : wanneer hy dan de tong in zyn
fchulpen te rug trekt, zoo ziet men dat een draad gefponnen
is, zynde de plaats, daar zy op ’t lighaam vaft géhegtis, een
rond of lankwerpig vlakje: ' dit herhaalt hy , zoo dikwils als
het hem belieft, maar fpint zelden meer als 3, 4 of 5 draa-
den op een dag, doch by lengte van tyd fomtyds wel dertig of
veertig, waar door hy dan , als aan zoo veele kabels vertuit
legt. Doch een Moffel zig eens vaft gefponnen hebbende,
kan zig niet wederom los maken, of zyn gefponne draaden verlengen
, inpalmen of breeken, gelyk de Zywormen, Rufpen en
Spinnekoppen kunnen doen, maar moet op dezelfde plaats’ altoos
vaftgehegt blyven, ten zy door uiterlyk gewelt de draaden
gebrooken wierden: wanneer hy vreeft, dat de draaden te oud
en onfterk worden, zoo fpint hy wederom nieuwe, en de
laaft gefponnene-, zyn de witfte.
Alle deze draaden koomen uit de bovengemelde vergaderplaats
voort, als nir een wortel 7 die vaft van fubftantie is als
een pees , en het fchynt dat de Moffel door de fpieren , aan
de wortel van de tong leggende, dit deel drukt , en de vogt
daar van in de bovengemelde fleuf uitperft, die daar in dan de
figuur en hardigheid van een draad krygt.
1 Een Mofleltje, hoe klein het ook is, heeft reets het vermogen
van zig dus vaft te kunnen fpinnen., doch de lengte en
dikte der draaden , is dan ook evenredig,. naar de grootte en
kragten van zyn lighaam.
De dikte der draaden van een. volwafle Moffel , door het
Microfcoop gezien , en met de Micrometer gemeeten , is dat
•500 maft elkander gelegt, de lengte van een duim zouden
uitmaken.
L eeut
h t s p a n n i n g e n . m
L e e uw e n h o e k verhaalt ons ( d ) , dat by luiten op de
Moffelen in de maanden van February en Maart baar eijeren
vafl gelegt gevonden heeft, van grootte ah gemeen Schuur-zand,
tn op eene Moffel wel tot bet getal van a , a 3 , 000, en
dat zoo ongemeen net in . orde , als of die door menjcben banden
, dus in het verband gefchikt waren: uit welk gezigt, by zig
niet kon inbeelden , dat de Moffelen baare eijers overboops waren
uitfchiétende, gelyk veele Fiffendoen; maar hy was van gedagteny
dat de Moffelen met een werktuig moeffen voorzien zyn, (’t welk
hy egter bekent niet te hebben kunnen vinden) t geen zy uft
haarlichaam buiten de Schulp konden brengen, om baare eijeren
op baare eigen Schulp ofte ook wel op andere Schulpen te plaatfen,
gelyk wy zien, dat verfcheide kleine vliegende fchepfels doen.
Hy beeld Fig. 4. de orde a f, waar ïn deze gemeende Mos-
fels zig zouden bevinden , die egter , wat de legging in de
Schulpen betreft, wat geflatteert zyn, gelyk zeer zigtbaar blykt
uit Fig. 5 en 6 , de afbeeldingen van zoo een klein Moffekje
uit zyn eijtje genoomen.
Hoewel ik zeer diep • ontzag, voor -Je geJagtenïs van dezen
grooten Man heb, zoo vind ik my egter genoodzaakt, hem hier
te moeten tegenfpreeken : want de Moflels leggen nooit geen
eijers in de Winter of de maanden van February en Maart, maar
in April en Mey, gedurende welke tyd, en zelfs tot in k laatft
van Juny geen Moffelen gevangen of verkogt worden, om dus
aan hunne voortteeling niet hinderlyk te zyn. En bet geen
L eeuwenhoek hier voor de eijtjes van MofTelen afteekent, zyn
’er geen geweeft, maar wel de Efchora cruffacea (die men zeer
gemeen op Moffels , Oeftérs, Steenen enz. vind ( e ) } en de
in
(</) Vierde vervolg der brieven. 83. brief, bladz.- 704.
(«) Zie I* eerfte ftukje dezer Ultfpanni'ugeu, bladz. 30.