haak , in een weinig gefiltreert Zee-water op een hol poftel'ein
tafelbort lege} waar vaft de bodem hoog blauw van koleur is,
en de takjes daar van uitfpreit, en dan met een vergrootglas beziet,
zoo fchynt het een bos te weezen, waar in men behalven op
de takjes Uil zittende Polypi, nog veele verfcheide foorten van
Infeften vind.
Dog eer ik tot de befchryvinge daar van overga,zal ik voor aT
aannierken, dat die kleine ligtende vonkjes, die men des Somers,.
inzonderheid met een Zuid-oofte wind, in zoo (2 ) ontelbare menigte
op de oppervlakte van bewogen Zee-water ziet, alle zeer
kleine diertjes zyn , niet dan door een goed vergrootglas zigt-
baar ( k
Om dezelve te bekomen, zoo laat men een emmer Zee-water,
waar in men by donker deze ligtende vonkjes gewaar geworden
is, fikreeren, tot dat 'er een leepel vol overblyve , waar van een
droppel op een hol glaasje gelegt, en met een goed microfcoop
bezien, deze diertjes in menigte zal vertoonen; en vik heb als dan
* Tab. daar driederhande foorten van gevonden a.
lV.fig.i. Indien ik alle Infeöcn, had willen laten afteekenen, die my
in het Zee-water voorgekomen zyn, zoo zoude ik daar meer figuren
van hebben, -als J o b l o t in zyne obferuations microfcopiques, al-
zoo het getal der Zee-infedten, oneindig Het getal der zoet water-
Infecten te boven gaat: ik heb my daarom voor eerft maar bepaald
, tot die geene die ik op Oefters, en Zee-mos op Oefters
ge-
C 2) Omtrent de eilanden van Cabo F er de, zyn dezelven fomtyds
in zulke menigte, dat de Matrozen, door hun ligt de kiel van hun
Schip hebben kunnen zien. Borlase Natur, bifl. of Cornwal, pag. 251.
( k ) Daar zyn in Zee zeer veele en grootere Infeflen, die zulk een
ligtende eigenfehap hebben, waar over men kan nazien L innjeus
de natura Pelagi. pag. 9. A d le r de ÏÏoEtiluca marina in Linntei
amaen. Acad. tom. lil. pag. 202. V ian e l l i move luci noÊtwne delle.
aqua Marina. Venet. 1749- R eaomü k nierveille des Doïls, de la.
Lumiere, qu’ils repandent. Mem. de 1’Aeadem, 1723.
gegroeit, gevonden heb ( / ) , of die anders my om hunne by-
zondere form en gedaante aanmerkingswaardig voorgekomen zyn. 1 Zoo zyn die geene, die my in OÊlober 1756 en federt nog
meermalen, met eenig Zee-mos,dat van een Zee-ton afgefchrapt
H was, gebragt wierden: Deze' diertjes kroopen of zwommen by-
zonder fnel door het Zee-mos, greepen met hun zes agterfte
klauwtjes, een klein takje daar van, en zig daar aan valt blyvende
houden, keerden zy hun lichaam ongeloovelyk fnel en ras, voor en
agter over en in alle bedenkelyke buigingen en draaijingen: Het
fchynt my toe, dat zy óp de Polypi, of op hunne eijtjes aasden,
want ik zag verfcheide kleine roode ftukjes in hun maag.
Daar zyn zeer weinige Zee gewasfen, althans van die geene,
die men hier te lande van den gront der Zee ophaalt, op welke
men, als men die met een vergrootglas beziet, niet een zeer klein
aartig infedl bevind, ’t welk een foort van een Tros-of Bel-poly-
pus gelykt te weezen j>
Dit diertje, door een van de flcrkllc vergrootglazen befchouwt,
vertoont zig als een verzameling van kleine klokjes of belletjes, „ Tab
die aan een Hammetje vaftgehege, wytl en zyd uitgelpreid zyn: Bl-fig
i dog zoo dra dit diertje eenige prooi voorkomt, zoo fluiten alle
deze klokjes, zig onbedenkelyk ras in een, en vertoonen zig als
een, digt van beziën zynde, druivetrosje.
Dit diertje vermenigvuldigt uitermaten. Ik had in October aan
een klein takje Zee-mos op een Oefter groeijende, weinige gezien
, dog in den tyd van vyf a zes weeken , was- ’er zulk een
menigte , dat de geheele Oefterfchulp byna daar mede bedekt was.
Men vind in Engeland in het zoet water, foörtgelyke diertjes,
althans die veel overeenkomft met dezen fchynen te hebben, volgens
(O.Dezelve vertoonen zig op Plaat IV ., zoo als zy door ’t
microfcoop gezien worden, zynde voor ’t oog maar twee of drie ly-
nen lang; verfcheide daar van hebben ook eeD ligtende eigenfehap.
T Sertularia Polypina Linnati. N°. 44. Syft. nat. edit. decimat- .