
xyla, Kerato-phyta, en als die'met een baft omgeeven zyn, Titana-
Kerato-pbyta genoemt.
Het Alcyonium durum Imperati, is een plant, die van buiten
hard, en van binnen zagt en fpongieusagtig is.
Alle de in Zee groeijende planten, zyn in het algemeen zeer
verfchillende, van die op, of in deAarde groeijen: want deeze
in de ydele lugt opfchietende, moeten haar voedfél voornament-
lyk, door middel van haare in de Aarde voortkruipende Wortels
zoeken , dog- de meefte Zee-planten , hebben nog wortels nog
bladen, maar beftaan maar uit flammen en takken.
Het deel, waar mede een Zee-plant vaft zit, aan de zelfftandig-
heid, daar het opgroeit, moet niet begreepen worden een wortel
te zyn, als voor zoo verre, het de plant op zyne plaats houd,
dog brengt aan dezelve geen voedfel, ’t welk anders, de voor-
naamfte eigenfchap van een wortel is.
Dog een Zee-plant, altyd om vangen va» een middelftoffe, die
bekwaam is, om voedfel aan te brengen, trekt door de pori in
zyn ftam en takken , daar het voedfel uit, zoo dat men zoude
mogen zeggen, dat een Zee-plam geheel wortel is: en'dit blykt
ook daar door , dat als men een gedroogde Zee - plant in Zeewater
zet, dezelve zyn voorige gedaante völkomendyk wederom
aanneemt: dog als een gedeelte van die plant, buiten het water
gehouden word, zoo zal dat gedeelte egter even droog blyven;
een overtuigend bewys, dat in dezelve geehe vaten zyn, die de
fappen van de wortels na boven kunnen voeren,' of zïg door de
takken, verfpreiden, gelyk in de planten, die in de Aarde groeijen.
De Zee-planten zyn altoos gegroeit aan klippen, of aan, op de
grond der Zee leggende fteenen , hoorns, fchulpen en diergelyke
lichamen: zynde de grond der Zee, gants nierbekwaam, om de
wortels der planten te ontfangen, want doorgaans los zant zynde,
dat door de gedurige beweging van het water verplaaft word, zoo
kunnen die wortels geen vaftigheid krygen, maar zouden den
eenen
eenen tyd bloot leggen, en den anderen tyd onder het zant begraven
worden. -
Dog zoo lang men de regte en waare groeijing der Zee-planten
niet weet, zoo kan men myns bedunkens, geen goede redenen
geeven, waarom fommige derzelve, gelyk veele Coraalen enZee-
boomtjes, fchoon van onderen tot boven bezet met een baft, die
uit celletjes van Zee-infeclen beftaat, egter weeldrig groeijen:
daar men in tegendeel ziet, dat als ’er een menigte van Infeften,
öp Aard-gewasfen neftelt, die ftraks kwynen en fterven: als alleen,
dat de ihleéten, die op Zee-planten leeven, niet haar voedfel
uit de Zee-plant zelfs, maar uit kleindere diertjes, of andere
ftoife trekken, die haar gedurig voorby dryft: daar de Aard-in-
fedlen van de ydele lugt niet kunnende leeven, hun voedfel uit
de fappen en bladen der planten haaien, die zy bewoonen, welke
derhalven dan by gebrek van die fappen, ook moeren kwynen
en fterven.
Maar weet men nog wel te regte , hoe de groeijing der
plantèn in de Aarde gefchied , die gedurig voor onze öogen
zyn? Weet men nog wel te regte, de fimcHc der wortels, en hoe
zy die oeffenen ? Vind men niet veele planten, die fchoon zy
weinige wortels hebben, zeer hoog en weeldrig.groeijen? Door
hulpe van hunne bladen, waar mede zy voorzien zyn, en die uit
de dampen in de lugt, die fappen zuigen, waar door zy groeijen,
en dus het gebrek vergoeden , dat uit haare kleine én weinige
wortels ontftaat. °
Het zy my hier geoorloft, de woorden van den fchranderen
natuur-onderzoeker den Heer B o n n e t te gebruiken ( r ) : , De
„ planten zyn altoos en gedurig in een ftaat van zuiging, en” rek-
„ ken altoos voedfel na z ig , by dag door haare wortels, en by
„ nagt door haare bladen: dog het was te wenfehen, dat men
„ door
( r ) B onn et 1’Ufage des Feuilles. pag. XVIII, & 286.
B 2