
Tab. I
fig-
Tab. I
%•
figgroeit,
en zette de zelve in een helder wit glas met Zee-water,
dat dagelyks, ten minftcns eens, ververft wierd: na yeïloop van
een week of vier, zag ik dat het top-end van deeze Sertularia
merkelyk langer geworden was, en uit dit nieuw gedeelte, ook
Polypi voort kwamen.
Ik kon niet beletten, dat gedurende deeze tyd, de Sertularia
met een bruine korft van Conferva's , en aLderhande ruigte en
vuiligheid zoodanig begroeide , en de kleine Bel-polypi zig in
zulken menigte daar op vermenigvuldigden, dat de andere Polypi
daar door als verflikt wierden. Men kan egter, aan de nieuwe
, op verfcheide plaatfen. uitkoomende, en nog fchoon zynde
takjes, duidelyk de groeijing zien. Eerft. kwam daar een klein
botje uit fchieten, dat als een pypje in de lengte tot 4, 5 , ja 8.
lynen , fomtyds korter, fomtyds langer, voortgroeide: na verloop
van eenige dagen zag men regulierlyk overhands (alterna-
tm } aan de zyden van dit takje , als kleindere botjes;, welke dan ,
binnen vier a zes dagen , tot volkomen Polypi uitgroeiden.
Ik verbeelde my waargenoomen te hebben , dat als ’er een
nieuw zy-takje, uit het middelfte moefle uitfchieten, de Pölypi
van dit middelfte takje zonder uit te komen , in hun celletjes opgefloten
bleeven (0 ) : dog als de'Polypi van dit jonge zy-takje
valwaflèn zynde, begonden uit te koomen, zag ik haar alle. fomtyds
CO De Heer Rösel, die met meer gemak, de Infeéten in 't
vers water, als ik in ’t Zee-water heeft kunnen waarneemen, heeft
daar in negen zoorten van Plantdieren, door hem AJler-polypen ge-
noemt, ontdekt: fchöon zy veel kleinder, als de Sertularia, groeiden
op dezelfde wyze als de Sertularia’s , en ook alle eigenfchappen
hadden , die ik daar aan waargenoomen heb , zelfs deeze aangehaalde.
„ Menigmalen bl'eiben fie gar einen zwey bis drey d'dge aus
„ /o, dafs es. fcbeinet y ais ob fie allen todt waren; wie wolh fie , als
,, dem viel mebr eine art einer krankheit zu, leiden fcheinen , waven
„ bier und. dar einige Atft.e abfteben , aus welcber , aher innerbalb
„ dr.eyer telgen,, wieder jonge/proffen bei: vor treiben, &c. Supplement
» pag. 4J2,
tyds heele dagen lang mtt uitgefpreide armfjes uit hunne cellen
blyvende; inzonderheid kort na dat ik hurt vers Zee-water gegeven
had.
Hier uit nu blykt, hoe dat het Hammetje van een Plant-dier,
in dikte en lengte als andere Planten kan toeneemen; het groeit
als die, en op dezelfde wyze in lengte en dikte: het middelfte
merg is eigentlyk, maar Dierelyk.
Heeft men in de Mynen geen zuiver Goud en Zilver, als hoorntjes
en met takjes zien groeijen , door de fleenagtige fubftantie
van de Myn heen? Hoe veel eerder, kan "een Dier, als een plant,
taksgewyze groeijen?
Men ziet dus ook, hoe elk Plant-dier uit een byzonder zaadje
of eijtje voortgekoomen is, en zoo lang’er leven in is, ook al-
tyd kan blyven voortgroeijen.
Ik verzekere, alle liefhebbers der Natuurlyke Hiftorie , die
plaifier hebben, om dit ook na te gaan, dat zy het zoo zullen
bevinden; zynde het althans by my in ’t vervolg altoos zoo gebeurd.
Zy moeten maar zorg dragen, dat zy deeze Plant-dieren
op een koele plaats houden, dog op hunne Schulpen vaft zittende
, en haar dagelyks vers Zee-water geven. Dog die geene,
die te ver van Zee woonen, om het Zee-water gemakkelyk te
kunnen krygen , kunnen egter hunne weetgierigheid voldoen,
met de zoogenaamde Pluimpalypi ( Polypes a Panache ) die in het
Zoet-water gevonden worden, waarteneemen, gelyk ik op dezelve
tyd, met deeze Sertularia gedaan heb Qp) . Want deeze
twee Plantdieren, koomen wat het dierelyke aangaat, in uitwendige
gedaante zeer veel over een., fchynehde in den eerften opflag
de-
(p ) Of die zig met geioofbaare getuigènis van andere voldaan
agt, lees het meermaaie aangehaalde werk van Rösei. iufeiten Be-
htfligung Supplement Tom. 111. pag. 5-97—617. Alwaar negen Plantdieren
of Sertularia’s uit ’t Zoetwater befchreven worden.
I 3,