N°. 14. Dé zelve tand aan de binnen - zyde te zien.
IN°. 15. Een zeer hard én ftevig deel, dat men aan de bintrèn-
zyde van de Haart aan de eerfle geleding vind by de mannetjes
Kreeften. "
N®. x6. Een diergelyk deel van een wyfjes Kreeft, zynde zeer
■ zagt en buigzaam.
N». 17* Een Zwem-voet van de Kreeft , zynde'digt aan’t ly f
■ - imet lange dunne, en aan de einden met korte breede hairtjes
--'bezet. ' - "
N°.'i'8. Een van deze breede hairtjés, door een goed-microscoop
gezien , zig veftoonende als een penneveërtje.
De hairtjes onder aan de ftaart, en aan N°. 16. van’t wyfje,
( zyn van dezelve gedaante, als deze N°; 18. van de Zwem-
voeten.
T W E E D E P L A A T.
Fiig. I. Eén levendige mannetjes Strand - Krabbe , afgebeeïd ,
zoo als by loopt ^ met de rug na boven.
A. De Schaaren die getande nypertjes hebben.
B. De twee eeffte paaren Pooten, na ’t hoofd toegekeerc
ftaande.
C. Het derde paar Pooten, na ’t agterlyf geboogen.
D. Het vierde paar Pooten , ook na agteren geboogen , en' anders
van maakfel, als de drie andere paaren.
a. a. De Sprieten.
b. b. De Oogen , en op zyde derzelve de vyf tanden van de
Schaal.
c. 'c. Twee dunrié langwerpige deeltjes, een weinig vergroot,
afgebeeld in Fig. VI. N°. 8. Deze beweegt de levendige
! Krab-
Krabbe, in ’t water zynde , altoos, en met een onbedenke-
lyke vaardigheid. ,
Fisr II. Een dito Mannetjes Strand-Krabbe , op zyn rug leggende.
E. De Staart, uit vier geledingen of banden beftaande , met
gladde kamen.
Fi<r. III.. Een Wyfjès Strand-Krabbé , op’hadr rug leggende.
F. De Staart , uit zes banden beftaande , en aan de kanten met
hairtjes bezet.
Fier. IV. Een dito Wyfjes Strand - Krabbe^ in denmanden Ju-
liy en July, zeer met eijeren belaaden zynde , op haar rug te
zien.
Fig. V. De zelfde Wyfjes Strand-Krabbe , op haar rug leg
- gende.
- g. De Zwem - voeten , die het eïjerneft omvangen.
Fi<r. VI. Eenige deelen van \ hoofd en de mond van de Krabbe
, door het vergrootglas gezien.
N*. i. Een Arm.
N®.'2. en 3. De twee paar buiten-lippen.
N®. 4. Een gedeelte van de buiten-lip , N°. 2.
N°. 5. Een Spriet.
N®.' 6. en 7. De twee paar binne - lippen.
N°. 8. Een der langwerpige deelq'es, aan ’t hoofd van de Krabbe
, in het midden tuffchen de.oogen (Fig. I. én II. c .c .) van
vooren met twee nypertjes voorzien.
Fi<r. VII. A. De Buik vttn een 'Mannetjes Krabbe , waar van
de ftaart D. en de fchaaren en pooten aan het eerfte lid afgebroken
zyn , wanneer zy zig vertoonen.
o. De opening tot loozing der Excrementen.
b. b. De twee mannelykè tecl-léeden, vergroot in B.
c. c. Twee deeltjes, vergroot in C , even onder deze manne-
»'■ F 3 lyke