
fchied zynde, trekt hy de groote fchaaren (q) uit, als d e z e vry
zyn , zoo ligt hy het hooft en het lighaam o p , koomt een
weinig voorwaarts, flaat met zyn ftaart tegen de grónd , kromt
en regt dezelve , tot dat hy voeld , dat de Vis daar in los is ,
wanneer hy geheel uit zyn fchaal kruipt; zynde met.dit te,doen,
ontrent een uur of zes in ’t geheel bezig.
Voor eerft is de Kreeft dan maar met een dun dog fterk vlies
bekleed, eh zoo zwak , dat zyn beenen hem niet kunnen dra*
gen ,':maar onder het lighaam nederbuigen : . dog na een dag of
drie word de fchaal allengskens harder, en de Kreeft krygt. ook
zyn voorige kragt en fterkte wederom , zoo dat binnen weinig
dagen weder is als van te vooren ; maar ongelukkig is hy,
als, eer dat zyn nieuwe fchaal hard is , hy in dien weereloo-
zen ftaat , van een andere gezonde en fterke Kreeft ontmoet
word , alzoo die als een regte Cannibaal niet zoude nalaaten ,
hem zonder eenig mededoogen leevendig op te vreeten : dog
om dit te verhoeden , zoo tragten zy als door ingeving , tegen
dien tyd van verfchaaling weg te kruipen , en zig van andere
Kreeften aftezonderen.
Wanneer men een Kreeft, als zyn nieuwe fchaal hard geworden
is, vergelykt met de fchaal, die hy afgeworpen heeft ^ zoo
zal men hem in alle deelen veel grooter bevinden: zynde het
geene hy in dat jaar gegroeid is-;- waar door men kan opmaa-
ken , dat een Kreeft niet heel fchielyk kan groot worden , want
hy kan in een geheel jaar tyds niets meer gegroeid wezen , als
het
C q') Het fchynt onbegrypelyk, dat al het vlees van de breede dikke
fchaaren , door- de pauwe .openingen. der geledingen kan-pafféeren :
dpg men moet weeten , dat die,geledingen ,,„dqor éen^zoorf Van een
digte naad zeer yaft in een gevpegt,,;pp dien' tyd,wat tqegeevep, en dat.
dé Vis van d-e Kreeft, die op dieri'tyd als ziëkeiyfc'is, geen vaftigheid
heeft, maar als zagt ilym is.
her geene de nieuwe fchaal grooter is , als de oude. L e eu w
en ho ek de fchaalen van verfcheide Kreeften in azyn gelegc
hebbende, meent uit de plaatjes , daar zulk een fchaal uit belfond
, te weeten, dat die Kreeften 1 1 , 13 en 16 jaaren oud
waren ( r ) .
Dog zeer wonderlyk is het-, als een Kreefc dus van fchaal verandert
, dat hy ook een nieuwe maag krygt , die rontom de
oude heen groeit; en dus is de oude maag het eerde voedzel ,
dat de nieuwe te/verteeren heeft.
Na dat de Kreefc uit zyn oude fchaal gekropen is , fluit
die zig boven wederom digt toe , en gelykt dus in alles zoo
wel na een levendige'Kreeft, dat men op het bloote gezigt
daar in moet bedrogen worden , dog op het gevoel, doet hec
verfchil van zwaarte de eene ras van de andere onderfcheiden,
In de afgeworpen- fchaal vind men van binnen nog dat kraak-
beenigè , dat in de groote fchaaren z i t , zoo dat de Kleeft alles
wat maar eenige hardigheid heeft, aan de oude fchaal laat bly-
ven , en die wederom op nieuw krygt , zelfs de haïrtjes aan
ftaart, armen en loop - pooten. Daar de Slangen en andere dieren
die ook ’sjaarlyks van huid veranderen, de harde deelen
blyven behouden , en maar alleen de zagte huid afleggen.
De tweede zeer wonderlyke eigenfehap van Kreeften i s ,
dat wanneer een der fchaaren of pooten afgebrooken
word , dezelve binnen zekeren tyd wederom aangroeit , tot de
zelfde grootte als de voorgaande : welke tyd korter of langer is,
na dat het fayfoen van ’t jaar warm is of koud , de Kreeft meerder
of minder voedzel heeft, en ook na de plaats daar de fchaar
gebroken i s ; groeijende dezelve het fpoedigfte, als deeze breuk
g e -
O ) Agtlle Vervolg van Brieven , pag. 76 en 78.
II. Deel. i