
ebeeld , noemende het eene Entemon Pyramidale (q ) , het
tweede Entomon Paral!elogrammum ( r ) , welke beide in de
Ooft-Zêe'gevonden worden , -en een derde, dat zig in het Zoet
Water ophoud , Entomon Hieroglyphicutri (s).
Cte'
Ons is een Diertje uit de Noort - Zee gebragt, ’t welk veel
g-kleinder i s , als de twee opgenoemde Entqmons , en omtrent de
form der Sprieten , volgens de afbeelding van de Heer K l e yn
daar van verfcheeld , doch anders daar veel mede overeen komt.
Dewyl dit Diertje twee borftelige Sprieten en veertien Pooten
heeft, zoo behoort het zonder tegenfpraak onder de PilTebedden
( Onifci) ( 0 *
Het lichaam is ruim eene lyn breed , én een duim of veertien
lynen lang , van onderen plat, doch van boven rol - rond , en
gedekt met een fchaal , die tien infnydingen heeft. Uit de eerfte
, die het hoofd i s , komen de Sprieten en noch twee kleine
Horentjes , uit elk van de volgende zeven twee pooten , de negende
infnyding is zonder Pooten , als ook de laatfte, ’t welk
de Staart is.
De Sprieten , die na de grootte van het Diertje vry lang zyn ,
beftaan uit vyf gelèdingen ; waar van het laatfte lid , wanneer
a' het niet afgebroken is , uit zeventien leedjes beftaat, elk van
deze leedjes is van boven breeder als van onderen , én ontfangt
in zyn bovenfte breedfte einde het fmalfte ondereinde van het
vol-
Cq) KT.EYN loco cicato, fig. I.
Cr) Idem Ibid. fig. 4.
f t ) Idem ibid. fig. 5.
( f ) De Heer G ro no vi us teld het ook onder dezelve, Zoo-pbylac ,
pag. 233. N. 996. L in n ^eus Jioemt het de Pifiebed, Entomon, N. 5.
Syjl. Nat. pag. 636.
volgende lid , gelyk wy zulks ook in de baarden der Kreeften («)
opgemerkt hebben. De bovenfte rand van elk dezer leedjes is. x ili.
met zeer fyne hairtjesv bezet , en het laatfte heeft ’er veel aan pjg jp
het einde.
De' kleine Horentjes, die men tuffehen de Sprieten in vind ,
en naaft de Mond geplaatft zyn , beftaan uit vier leedjes, waar
van het laatfte aan zyn einde veel hairtjes heeft, als een klein
Kwispeltje. Miiïchien zyn zy van hec zelfde gebruik, als de
Armen by de Kreeften.
Tuflchen deze twee kleine Horentjes vind men van onderen
de Mond , waar aan noch cenige deelen , die ik om haare klein-
heid niet hebbe kunnen onderfcheiden.
De Pooten hebben zeven geledingen , en eindigen met een
ftyven , fcherpen krommen haak,
Het onderfte gedeelte of de Staart is in vieren verdeelt , en bedekt
tw a a lf, aan elite zyde zesy platte, ftukken , met fyne hair- c
tjes bezet, di e, door een Microscoop bezien , zig als Zwem-
voeten vertonen.
Men vind aan de Palen van ons Zierikzeefe Hoofd, en tus-
fchen het Zee - wier , dat daar op noch twee andere foorten van
groote Piftebedden groeijen. Het eerfte foort fchynt my toe ,
ook het eerfte der elf foorten van Piffebedden te zyn , die L in-
Nt£Us opteld, en van zyn Ed. ter onderfcheiding Afilus genoemt
word , doch by fommige andere Schryvers ( v ) de Zee - luis,
Se'
O ) .I I . Deel, 1. Stuk, pag. 8. Tab. I. Fig. III. N. 6■ C.
Cv) RoNDEL ETUf S dé Pifcibus , pag. 376.
II. Deel. Y