
dagelyks haven,ie.komen en het.braad'p.dat' Hun in;defVyver
coegeworpën wierd, van de oppervlakte dés waters te eetem.
In het laatfte van April , en géctüurehde'den tnaartd vaii IVïei
ziet men hen ipeelen , en fomtyds zes ofjagt1"'Mannetjes é'etj
Wyfje jagen en agter aan zwefmiien. Wanneer deze een van
haare Vryers uitgekozen heeft ^ zwemmeuüdie twee yeekydfc'af-
gezonderd ,-.maaken byzondere pathiuren op liet 'water , en
zydci leggetidc, vryven zy de buiken tegen eén , en fchieten haar
hom en kuit, Zy maken in de couleur geenerhande onderfcheid,
paarende Goode, Zilvere, en Zwarte * alle met malkander, als
éefl’ en deZeivé^ föort van'Vfei zyndé. 3 'tanfi .vi i:
- ‘iGétfuüréndé da, maand van' Juny,’ en‘dus'iviér'a'VVf week'en
Tab. IX. naa dé Paaring’, begind men de kleine "Visjes te zien , die dan
maar drie óf vier lynen lengte hebben (« ) , en graaiiwagtig
Fig. I. groen van couleur zyn. Een week o f zes daar na beginnen de
■ meeftên ,!tüffcHen devrug-’enftsairt-vin;, eetrige xilvere óf wit glin-
fterênde- Vlakjes tedkrygeuit diei na’.matë, dat de Visjes >ouder
worden T In één loopen , en een flreep formccren van een hal we
Fig. II. ^yn breedte. De Visjes zyn dan réedstot een duim of anderhalf
lengte aangegroeid , en beginnen dan ook kleine kruimtjes brood
teeeten ; hebbende ^ich, naar het fehynt, voor eerit ge.voed met
Wajpr- Infe&en ,.„die in de groente , aanrdp fsjhoeijing en, kanten
der Vyvers zich ophouden. ij,, ,,... ... . •
Wanneer deze Visjes een jaar oud zyn, zyn zy donker graajuw of
zwartagtig van couleur, en daar begind zoo hier en daar een van
cou-
Zeer vennak.efyk ishet,. zulk ;een. klein Visje, pp,een bol glaasje
in wat fchpon, water gelegd, met het Mkvoseoop te befchouyven;, >en p
beweging der Ingewanden zeer duidelyk te zien.
U I T S P A NN I N G E N.- 8p
couleur te veranderen , jen oranje of geelagtig onder aan de buik
te worden. Het getal van deeze vermeerderd dagelyks, en de
goud-geeje couleur verfpreid zich meer en meer over het lighaam,
én' word glhnz.iger' , bly'vendé zy het langfte'Zwaj-t tüffchen dp
kop eti de tug-'vin w^ar d'oór Het'göüd des te rhëér 'afltefckè. 1'!S- '
In 'dit tweede jaarihühri'és'öuderdönis véritrygeri de' meeiïé hunne
goudé of zuverë cóuleurén , zèe,r weinig',In het derde ,, en eqn
groot gedeelte blyft voor altoos1 Zwart , zöö dat', daar geen het
inififle. cierakd1 offiaameid aan i s , én zy !er dan juift eyéheens
uitkién, als jéeri getoeerie Karper of Zeelt. Eén élgenfchap waar-
ly k , dié my zeer’ wonderlyk voortkomt, en waar van ik geen
de minfte reden weet te geven.
De pi-anier, waar op ik\dege Visjesrbehandelde , .is bylang
met zoo veel omzigtigheid ■ piet gepaard , als by .de Chineezen ;
dewyl ik by ondervinding weet, dat zy ganfeh niet teer zyn (e).
De geene, dié in dén Vyver Zyn', krygen cens dès daags,
doorgaans tegén den avpnd , een fneede oftwèe tariveft brood ,
in kleine ftukjes gebrokt, ’t welk iy des Zomers met de gróot-
fte graagte en fmaak van de oppervlakte des waters komen eeten,
zwemmende , om malkander wég te ruimen ,. fomtyds. half boven
water, wanneer , als de Zon daar op fehynt, hun fchittercnde
goud-glans | zich heerlyk vertoond. Des Winters komen zy zeer
zelden boven , dan by extra mooi en.ftil weef , en zyn dan ook
niet happig na ’t. brééd. Als het vrieft , laat ik zorg dragen,
dat de byten in den Vyver, tweemaalen 'sdaags open gemaakt worden
,
, £,iQ, Ik weet yerfcheiden voorbeelden , sdat «enige, die ik aan goede
Vrienden .gegeeven had..', uit. de jies,;g.efpr.óngen zyiij m een uur. op
den grónd1 hlyven léggjeh f die echter' in het water gezet/j wederom bekomen
zyü ,.eii blyven leeveni: , ' • rrfsi •