Tab,
XIII.
fig. I c
II.
140 N A T U U R K U N ;D I G E
en aan het onderfte ruw, oneffen en vleezig, gelyk de buik van
een Zee-flak (g g ). . „ ,
liet 1'ehynt my toe dat deze Aftinia ook tot het geflagt dér
Schaften behoort , en misfchien dezelve, is,, als die vvy Tab.
XIII. fig. I. afgebeeld hebben, en men zoude kannen noemen,
Actinia met langs hopende rimpels en dikke ftiuitem, én die vaii
fig. II., AEtinia met in het rond hopende rimpels en veele' dunne
f nuitjes. I
; ■ Wanneer men met reen ftokje of iets dïergelyks een ihuicje
voorzigtig aanraakt, zoo zuigt het dier met dat fnuitje daar zoo
vaft aan, dat men het (fokje zagtjes weg trekkende , de fnuit zeer
lang kan uitrekken..
t Door deze fnui.tjes, emde orde rointom de mond daar zy ge-
plaatfl: zyn , fchynen my deze dieren veel overeenkomft te heb-
ben, met de Polypi behalven dat de - fnuitjes veel korter
, en in getal veel meer zyn , als dé armen der Po-
Jypi-
Deze dieren worden vry mehigvufdfg- gevangen in het zoogenaamde
Brouwershavenfe en Goereesfe gaf, en van alderhande
fooit-en kleuren1, als rood, witoranje', rooskleurig, brüifi eriz.
en doorgaans op Steenen of Oefters vaft zittende.- Wanneer
zy eerft gevangen of levendig in fleffen met Zeewater bewaart
worden, zyn zy zeer gróót en uitgezet, dóch als eenigen tyd
ïyit het water of dóód geweeft zyn, loopt al het water, dat haar
zoo bol deed uitzetten weg , én het dier. heeft de tiende part
van zyn voorige groote niet meer , zynde de mond en fnuitjes
, ,'..Ys ’.v ,ZOO
' g i fchryvers van.de DMonsry ef Arts and Sciences,. ■ vier.öee-
ièn in 8°: r7 5 5 te London by. Ó^eii;,g,adr,ukt, luakeivan ?jt Supplement
ook van tfe Aflinia gewag , doch geeven een flegte.afbeelding
’er van.
( i ) Eerfte fuikje, bladz. sr. ' "
U I T S P A N N I N G E N. 141
zoo te mm en in een, en weg getrokken, dat’ niets daar van zigt-
baar is. Het' zelfde.gebeurd ook,, wanneer,zy aan een glas vaft pig. m .
gezeten . zynde , met een: houtje ,of penneveep,: ftejk; geplaagc
worden , doch in ruft gelaten, zetten zy. van langzamerhand wederom
allengskens uit. | | : i;. J É i Fie. II,
De vermogens waar mede het dier, ;zig zoo in en uit rekt, '
dellen het ook in ftaat 0111 zig in zeer verfcheide gedaantens te
vertoonen ; waar van wy de twee uiterftens , waar in het
meeft en minft uitgezet is, verkooren,hebben.
Door de fpieren , die: zy aan het Onderfte' gedeelte van haar
lichaam hebben en miffehien door eenig kleevend vogt geholpen
worden, weeteri zy zig zig zoo vaft aan fornmige liehaamen
te heften, dat zonder haar van één te fcheuren daar niet, af
te trekken zyn.
Deze dieren hebben de mond van boven, (zynde van onderen
als een zak geheel geflooten) die zy zeer wyd. kunnen ópen
doen, zoo dat zy in ftaat zyn om al vry groote Moffelen, en
andere Schulpvis in te kunnen flikken, waar uit zy dan op eene
voor ons verborgen manier', de Vis weeten uittehaalen, en de.
geleedde Schulpen door aezeTvê' opénmg dan wederom uit te-
fpuwen: en zoo deze Schulpen wat groot zyn en moeijelyk door
de mond zouden pafiëeren, zoo zet de Zee-netel, niet alleen de
mond zeer fterk uit, maar keert die zelfs als om, gelyk men een
kous omkeert, waar door de fpatie korter, en de opening wyder.
word. Welke beweging ook "by de zoet-water Polypi word
waargenomen.
Ik weet niets niet zekerheid- van de paaring dezer dieren, doch
ik heb haar levendige jonge zien baaren, die .zig mede ftraks aan
de grond of de zyden van ’c glas vaft hegtedon. , ;
Na dit zoo verre afgedrpkt was, is my nog, een derde foort
van Zee-Schaften'voor gekomen, kleinder alsde;voorgaande,.zynde
in zyn natuurlyke grootte afgebeeld PI. XIV. Fig. II.
S 3 De