
o f drie. Die oeffening duurt zoo twee of drie dagen, zoo ’er
dan geen antwoord komt, zoo verandert zy van plaats, tot dat
zy iemand gevonden heeft, die haare begeerte voldoed: dat is
een andere Spinnekop , die haar net op dezelfde wyze antwoord
, als een Echo. Zoo de voorflag aan deeze behaagt ,
word het onderhoud heviger, en het geklop vermeerdert.
Het geraas van het tikken, nadert allengskens by malkander,
en op ’t laafte zoo na by, dat z y , den een door den ander,
vermengt worden.; daar na hoort men niets- meer ( e ) .
Men ondervind dus aan deeze twee, (en ik zwyge van veel'e
andere) dat den eenen geluid geeft, zander ftrot of gehemelte
te hebben, en dat den, anderen zulks- gewaar word, zonder met
ooren voorzien te zyn, o f, zonder dat men tot nog toe daar
ooren aan heeft kunnen vinden: want milïchieu- hebben zy. die
Zintuigen , op een plaats , daar men die mini! zoude zoeken:
men vind fommige Infeólen (de Spinnckoppen') die haare oogen
agter op de rug , en haare teeldeelen voor in. ’t hooft geplaaft
hebben ( ƒ ) .
De Menfch haalt zynen adem maar door eene opening; de
Rupfen en Kapellen, doen zulks wel door agtien.
Liever zeg ik dan, dat menalzoo min weet, of de Infecten
het Zintuig van ’t gehoor milTen, dan dat. zy zonder het zelve
hooren. Dog fU-ioon genomen , dit laatfte waseenszoo, des, te
meer zoude men de Almagtige Voorzienigheid des Scheppers
moeten erkennen,. die aan zulke kleine Diertjes het gebruik dee-
zer Zinnen geeft, zonder dat wy de werktuigen daar van, by
haar kunnen: vinden wy zien hier door, dat zyn Almagt aan
geene middelen of werktuigen verbonden is.
Dog
( e ) Redenvoering over de taal der beeden. pag. 96.
( f ) L yonnet in Notis- fupra Lessers InfeCto-Theologie. tom. |.
pag. 184,.
Dog-wat eigentlyk het gehoor der Villen aangaat; de Heer
K l e y n (g ) heeft zig veel moeite gegeven, om aan te toonen,
dat de Villen nog Hom nog doof zyn ,' en meent ook de ge-
hoorbeentjes in haar kop ontdekt te hebben : dog deeze worden
van andere geleerden, daar niet voor erkent: zy kunnen.egter
niet loochenen dat alle Amphibia (dat is , Dieren die op het
land en in ’t water leeven) als het Zee-kalf,. de Bever , den
Otter, de Waterrot, de Schilpad, de Kikvorfen, en alle Vis-
fen, die tot het gellagt der Walviffbn (^Plagiurï) en der Kraak'
beenige Villen QCbondropterygii) behooren, het Zintuig des ge-
hoors, zoo wel als wy bezitten, en bygeyolg kunnen hooren,
alzoo zulks door latere nauwkeurige waarneemingen, onweder-
fpreekélyk beveiligt word (h ).
Waarom zoude nu de Walvilfen en de Kraakbeenige Villen.,
meerder het gehoor benodigt hebben; dan de drie andere foor-
ten van Villen , (d ë Malacopterygii, Acanthopterygii, Branchio-
jlegi')l zy immers zyn ruim zoo dikwils aan gevaar blood ge-
ftelt, en leeven in ’t zelfde element. Het is waar, men kan
zeggen, dat de Walvilfen Longen hebben, en haare uit- en inwendige
teeldeelen ( i ) , dog de andere Vilfen hebben om adem
te haaien haare kieuwen, en teelen, zonder die uiterlyke teeldeelen,
in een oneindiger menigte voort.
Men zou derhalven ten vollen overhellen om te gelooven,
dat de Vilfen kunnen hooren , waren het niet de proefneemin-
gen van de Heer A r d e r o n (k) , die de zaak eenigzins twy-
fclagtig maakte.
Deezen Heer had in glaze flelfen , twee a drie jaar lang ,
fommige Rivier - visjes bewaart, en konde nooit, bemerken, dat
zy
(g) Mifius'I. hifi. nat. Pifcium. pag. 9— ix. Tab. II. fig. 1— 35".
Q>) Memoires de Mathematiiques & Phylïq. Tom.II. pag. 164— 185V
CO ’t Eerde dukje deezer Uitfpanningen. pag. 39,
(£) Philofophical tranfaftions. N°. 486. pag, 149,
N 3