
zal men die, zonder byweezen van een wederpaar, zelfs tot in
het vyfde' geflagt, zien voortreden (ƒ ). Sommige dieren, gelyk
de meefle Visfen en alle tot nog toe bekende Vogelen , leggen
eijers, en uit elk eij komt een jong: dog men vind wederom dier-;
tjes, die in ’t vöorjaar levendige jongen baaren , en tegen den'
winter ;eijeren leggen (d ) . Men vind ’er, wier eijers nog dage-
lyks groeijen, na dat zy reets gelegd zyn ( k ) : en ook, by -welken
zelfs tot elf jongen, uit een eijtje voortkomen (m ). Daar zyn
ook diertjes, die naa hunne geboorte^ hoe ouder zy worden,
des te meerder pooten, en andere ledematen krygen ( ft ) . Dit
alles vind men byna in de voortteeling der Zoetwater-polypi ( o ) ,
en wie weet of de Voortteeling der op het-Zeetnos zittende Poly-
p i, niet nog wonderlyker zy. Een aandagtig en aanhoudend onderzoek
en waarneming wan dezelven, zal ook met ’ertyd zulks aan
den dag brengen: en ik boude my verzekerd, dat die geenen die. zig
op het onderzoek der Zeeplanten en Zce-infecten willen toeleggen,
daar in een oneindig vermaak zullen genieten: want dit is een nieuwe
weereld, waar van de inwoonders nog weinig bekend , dog egter
om hunne byzondere manieren van voortteeling .beweeging/ huishouding
en andere eigenfchappen, de aandagt van een nauwkeu-
rigen onderzoeker,_wel waardig zyn. Hoewel dit vermaak, ook
zyne ongemakken heeft, dewyl het zeer moeijelyk is , de Vis-
fers , fchoon men hen wel beloont , te leeren bëwaaren, het
geene zy op de Vismarkt niet kunnen verkoopen (p ) . En ten an-
, deren ,
( ip R eaumur Mem. des infeft. pag. XLVI. dans Ia preface
tom. VI. L y o nnef inmotis fur L essf. rs Infea-Theologie.
Ck) Aphides aïftate- pariunt vivos faecus, autumno pohunt ova.
L i n m u s Syft. Nat. edit dec. pag. 4fz.
( l) R eaumur Mém. dés infea tom. V. pag. izi. Edit. Par.
(m) Memoires de Mathematiques & Phyfiques. pag. 5-30. & feq.
De Myt in de kaas en ’t meel heeft,geboren wordende, maar zes
pooten , en naderhand agt. id. ibid. ,
( 0) T remoley Memoires fur 1’biftoire des Polypes.
( p ) De Heer M a r s ig l i in zyn hiftoire phyüquede la Merpag.
iff*
deren, omdat de Zee-infe61:en-, fchoon men het Zee-water, by
elk getyde, dagelyks tweemaal ververft, egter door gebrek van
voedfel, dat zy op de grond der Zee gewoon zyn, te genieten,
dikwils binnen weinige dagen fterven.
Het beft zoude wezen, als iemand digt aan de Zee of mond
van een Rivier, zyne woonplaats hebbende, daar een foort van
Vyvertje kon hebben, dat met de Zee gemeenfchap had, en tweemaal
in vier en twintig uuren tyds, met vers Zee-water ververft
wierd; hier in zoude hy alle foorten van Zee-boomtjes, Alcyo-
nia, Zee-mos, en andere Zee-gewasfen, nog op haare fchulpen
of bafis vaft zittende, kunnen plaatfen en haare groeijing en vermenigvuldiging
dagelyks nagaan.
Van de Zee-pïanten in V algemeen.
De Zee-planten worden doorgaans verdeelt in zoodanige, als
aan de Stranden, (Planta Maritimce') en in zoodanige, als onder
water aan klippen, of op de grond der Zee groeijen (Planus Mar
in e s van deeze katfte, telt T o u r n e f o r t vierderhande
foorten op, als zagte of buigzame, houtige, fteenagdge, en die
van buiten hard én van binnen met eenefpongieufeftoffe opgevuld
zyn. Van de zagte of buigzame, hebben fommige bladen, gelyk
eenige Alg®, Fucus, &c. andere, gelyk de Alcioniumsen Spon-
gien, hebben die niet.
Onder de fteenagdge worden getelt, alle foorten van Coraalen,
Madreporen, Zee-champignons &c.
Tot de houtige-behooren de Zee-ljoorntjes, Lithophyta, Lithoxyla,
ryy. klaagt daar ook al over, en zegt: ,, On a beau leurpromettre de
,, les payer cr recompenfer .leur foins , ils ne •uetdent pas, s’aJTujettir
„ a conferver, ce qu’ils font accoulumer de rejetter dans la mer. ”
( ? ) Memoires de l’Acad. des Sciences, 1700. pag. 36,
B