
90 N A T U Ü R K ü N D f d E
den, en een bos Boon-ftroo of een EfTe Takkebos'in dezelve
geftoken. ; ;
Die gecne , die ik tot vermaak in een groote witte fles in huis
hebbe , worden om den anderen dag verfchoond met fchoon regenwater
( ®) , daar, by my, veele Luisjes (Monoculi) in
zyn. ’s Morgens , een uur of vier eer dezelve verfchoond wor-
. den , (doorgaans' geduurende het ontbyt j f óm dat zulks dan noch
é e n i g ^ g e e f t , ) "werj) ‘ik eèn..klein ftukje brood in
hét water , dat zy niet meer öf mjpde^ graagte,. naaf dat ’èf meer
of minder Infcctèn in het water zyn , (want, zydeze voor hun
lïéffte‘voëdfel houden) komenppeétem Tuflthen beide, geef
ik hen wel eens Vliegjes, Muggeif, enz.' Een flukjë witten
Ouwel is ook' zeer góed voor hen. ‘ Doch men inöét'de gene,
die men-in een fles houd , niet -té: veel eeteh geevëh, inzonderheid
geen: Brood Ouwel , of diergdyke meelagtige dingen :
want het water word daar van melkagtig , - en de Vis zelfs krygt
een vuile witte flymagtige huid, word ziek en fterft ; gelyfc .ik
weet , dat aan verfcheicle .Visjes, die men te ;veel ee(ten gegeven
had) gebeurd is, .. \
Wannéér' ik desze Visjes verfchoon , giét ik dézelvë voöfZigtig
en langzaam uit. de fles in een. witte kóm , en naa dat de fles
• uitgefpoeld, * en vol fchoon. water gedaan|is', ■ bén ik niet bevrëefl,
met: myne; twee handen , dè vingers Irtlëeto 'geflagen , ‘zóndér
daar. een netje toe te gebruiken v de Visjes'uit dé ïkóm ie3lig-
•ten-, :eni;in de jfles- te'zetten.' .'-Wanneer men dit^voórkigtig
doet,
O O Jki.viride, voor: hen zulk-Eeegenwaftr,-'-dafcr veele' Ififefflëh in
zyn., het befte ; helder Rivierwaterk als uit -de.Maas of-Rbyfl ,‘ is-'ook
goed ; doch water, uit de gragten van. verfcheide HollandfcHe.Binnensteden
is voor hen iradèelig: zy verliezen hunnen glans,'en leeven daar
niet lang in.
doet, en zy zulks gewoon zyn , worden zy zoo mak , dat zy ,
als men hen dus opneemt, ftil in de hand blyveff leggen.
Als het ’s Winters zeer koud i s , en ik bevreefl ben, dat hét
in het vertrek , zoude vriezen , laat ik hen in de Kelder zetten ,
daar zy even goed blyven leeven.
Ik heb eenige der grootfte van deze Visjes laaten k'ooken ,' en
in gezelfchap van goede Vrienden gegeéten. Wy probeerden
dezelve met verfcheide San Jen , doch met de 'zoogenaamde Eijër
Saus waren zy fraakelykft , en veel beter dan de. gemeene Karper
: gekookt walen zy zoo vaft van Vis niét dan de Baars , doch
anders zoo fyn , mals én tender, als eenige Rivier- Vifch kan
zyn’ i 'en geene fynehinderlyke graatjes hebbende , als déVoorn,
Siioék , enz. Gebakken wdren zy ruim zo© delicieus-als-Baars.
B É S C H R Y V I N G.
Men-Vind Afbeeldingen van deze'Visjes! by P e t i ver ( x ),
EDiVARbk ( y ) V f Rf:C HT RR’: ( Z ) \y' on L l N N Z E U S (tf') 5
welke laatfte daar ook eene Befchryving ( i ) van heeft gegee-
yen : doch , alzoo die -maar van een enk.eld Visje i s , dat als een
Rariteit aan de Zweedfch'e Zcademie werd gezonden , is dezelve
dewyl ’er zoo veel'verfcheidenheden vim zyn | ‘niét völdoen-
• ' dc.
(x) Gazopbyiac, Tab. LXXVIÏI. fig. 6 , 7. '
^ •N a t u r a l Hifiory J Birds , Tom. IV.'pag. act).' Cleanings o f N a -
tural H ip r y , Tom. II. pag. 3°9-
(z) IBhyotbeologie , pag. 95.
( a~) Fauna Suecica , Tab. II. 331.
(6) Köningl. Zvtitdifcbe Academie, Abbandl, 1740. pag- 175-