
U I T L E G G I N G
D E R
E E R S T E P L A A T .
Fig. I. A. Een witte Schulp, waar op (a ) een grooter en ("tb)
verfcheide kleine Sertularia gegroeit zyn.
c. t Worteltje of voetftukje, daar de grootfte Sertularia, mede op
de Schulp vaft zit.'
el. Worteltjes der kleine Sertularia.
Fig. II. Dit zelfde grootfte Sertularia door een vergrootglas ge*
zien.
B. De leedjes, daar het mede gegroeit is.
C. Verfcheide vezel-draaden in het worteltje.
Fig. III. A. Een roode Conferva, by anderen genoemt Corallina
rubens of Mufcus marinus rubens, of Corallina raimilis dtcho-
tomis , teneris , capillaribus rubentibus E l l i s. Tab. XXIV.
JM°. 5. e E.
A. Een takje daar van door een vergrootglas gezien,
B. Verfcheide roode Zaadblaasjes aan dat takje.
Fig. IV. A. Een ftukje van ëen blad Zee-ruy ( a ) ( Al ga of
Quercus Marina ) waar op eenige witagtige flippen, die Zaadblaasjes
zyn.
B. Het zelfde, door een vergrootglas gezien.
C. Zaadjes, die ryp zynde, gereed zyn uit de Zaad-blaasjes te
vallen.
Fig. V . A, Een plant zagt getakt Jlcyonium met zeer veele Po-
lypi (a) bezet.
B. Een klein takje daar van in de lengte doorgefneden, en met
het
(e) Zie Plaat V. fig. IV.
het vergrootglas bezien, zynde'dan van binnen verdeelt in menigvuldige
celletjes, en aan de kanten rontom vol zwarte flipjes
(A), die misfchien de Zaadcn deézer plant zyn.
Fig. V. A. Een takje Zee-mos met oneindig veele kleine Zaadblaasjes
bezet.
B. Een ftukje daar van door een vergrootglas vertoond, om de legging
en form van deze Zaad-blaasjes te zien, blykende dat zy
anders van maakfel zyn, dan in de tweede Plaat fig. III. A.
T W E E D E P L A A T .
Fig. I. Een takje rood Zee-mOs QConferva) in zyn natuurlyke
grootte.
Fig. II. Het zelfde door een vergrootglas gezien, wanneer men
daar driederlei foorten van'Polypi op votid.
a. b. Twee verfcheide foorten , die met het agterfte van hun
lichaam, als met een ftaartje op het Zee-mos vaft zitten.
c. Een derde kleinder foort, die in celletjes woont, en als een
baft deze Conferva rontom bekleedde, e. Celletjes van dezelve.
d. Een doode Pqlypus.
Fig. III- Een plantje Corallina Tubularia Laryngi fmilis met zyne
Polypi volgensjnatuurlyke grootte.-
Fig. IV. De middelfte tak van dat plantje door een goed
vergrootglas gezien, wanneer ik daar vyfderlei foorten van Polypi
op gevonden heb: als
a. De eerfte en grootfte ‘foprt, die ik den Incarnaat-polypus
noem, én Fig. II. III. IV. van de derde Plaat fterk vergroot
vertoond word.
b. Een tweede foort, dog kleinder dan de voorgaande.
c. Een derde foort, zynde dezelfde als Fig. II. lett. b.
d. Een vierde foort zynde dezelfde als Fig. II. lett. c.
e. Een