worden , om uit branden en maken van Pot-afch ook te on-
derneemen.
,, De Alga Marina, Fucm , of Zee-wier , is van groot nut
,, voor deze Eilanders : het groeit overvloedig aan de Klippen >
„ die, als het Gety afgeloopen is, by menigte aan'de Stranden
„ bloot gelaten worden , en word gebruikt tot voeder voor het
„ Vee , en toemakiog der Landeryën. Doch dit is het niet al-
y, leen'; zy'zamelen het in , droogen het, en verbranden het,
„ als het droog is ,• wanneer het fmelt tot klompen Zout , gely-
„ kende na fchuim van Metaal, ’t welk zy dan voeren na Bris-
,, tol en andere plaatfen , alwaar het een van de nootzakelykfte
„ Ingrediënten is tot het maken van, Glas, Aluin en Zeep. * In
„ bet jaar i^ j i . wierd ’er zoo veel Kelp gemaakt, dat het po-
„ duft.daar van meer dan vyfduizend guldens rendeerde.
,, Deze Kelp word gemaakt in de Maanden van Juny en July,
„ fomtyds vroeger, fomtyds later, na dat het Saifoen gunrtig,
„ dat is droog is. - Na July houden zy het niet voordeelig om
„__dit Kruid te plukken , maar laten het groeijen tot de volgen-
„ de Zomer..
„ Daar zyn verfcheiden foorten van dit Zee - wier: dat met
„ de grootfte blazen i s , word gerekend het befte te zyn,
,, om deze Kelp te maken (g ) .
„ Ieder Eiland heeft zyne byzondere uitgeftrektheid, óm dit
,, Kruid' te mogen trekken , en de Ihwoonders zyn zeer na-yve-
„ rig over deze Gre.nsfcheidingen , en zullen niet toelaten , dat
„ hunne Buuren daar op komen.
„ Wan-
Cg~), Dit foort heeft, volgens onze Proefneming, ook het jneefte
Zout gegeeven. Zie pag. 137. ,
„ Wanneer de digt aan de Stranden gelegene Klippen geen
„ Zee-wier genoeg geeven1, dan varen zy by goed weêr Zee-
,, waarts in , en haaien met haaken en krouwers het van de ver.
„ dere afgelegene Klippen a f , kaden daar haare Schuitjes méde,
,, komen met de Vloed wederom na huis , en fpreiden haare
vragt dunnetjes aan het,Strand uit , om te laten droogen ; als
„ h e t droog is,, doen zy het, om dat het door den regen niet
„ nat zoude worden, op hoopen , doch zoo groot niet als by
,, ons het Hooi , en laten het zoo leggen.
„ Als het Zee - wier dus bereid i s , maken zy een fchuin af-
,, loopende Put in het zand, van zeven voeten middellyns , en
„ drie voeten diep ; zy bekleden de zyden daar van met ftenen ,
„ op dat geen zand of aarde onder het branden zich met de Kelp
,, zoude vermengen , en dus de waarde daar van verminderen.
,, Zy werpen dan eerft een brandende Takkebos van Stekel-
„ palm in de Put ,' en het droogfte Zee-rui by gedeeltens daar
’, op; Zy onderhouden dus dit vuur , tot dat het in volle brand
” ;s wanneer door den Meefter Brafl^er daar geduurig andere
•” Zee-wier opgeworpen word , die eenige Kinderen hem op
„ .zyn e ordre aanbrengen.
Men ziet de rook van deze brandende Zee-wier als een dikke
mi ft opryzen , en zich met de wind verfpreiden, dpch met
ftil weer blyven hangen, en een lelyke ftank van zich geeven,
’ ’ welke ik denke , voor die geene, die een tedere Borft , of
’ ’ zwakke Maag hebben , zeer fchadelyk te zyn.
A ls ’er een genoegzame menigte Zee-wier in de Put ge-
„ gooit en verbrand is , vertoond het zich als gloeijende afch ;
’ ’ wanneer zy het met yzere harken geftadig door een roeren , en
v van de eene zyde der Put na de andere mengen , (als het dus
’ njet geroerd wierd , zoude het maar tot afch branden en niet
T 3 „ ftol