17a
mint; zoo dat hy zyne mest altoos op eene en de zelfde afgelegene
plaatfe brengt.
Wanneer ik den Kameel, den Agonti; en veele dergelyke dieren,
dieagteruit wateren, befchouwe, vind ik geen zamenhang tusfchen
het agter uitwateren, en het agterwaarts o f ruggelings verzaamelen!
De Schepper konde om verfcheidene redenen den waterweg zoo
fchikken, dat het dier, om zig niet te bezoedelen, agteruitwa-
terde, zonder daarom gewild te hebben , dat het zelfde lid ter
voorteeling moetende dienen , niet weder voorwaarts gebragt
konde worden? In de Jgonti, de 2 fpec. van Muizen volgens
Limaeus , ontdekte ik eene dunne fpier, welke met de voorhuid
vereenigd, het lid flap zynde, agterwaarts trekt; maar eene
andere veel fterker mede aan de voorhuid vereenigd , en aan
de buikfpieren om den navel gehegt, die het gezwollen zynde
ter voortteeling geheel voorwaarts rigt. De Heer Sparrmann is
mede van gevoelen, dat de Rhinoceros waarfchynelyk eene fpier
heeft om het teellid naar voren , te brengen. Doch hy heeft
haar niet naagefpoord. /ils men de Ontleedkundige befchryvin-
gen van den L e euw , en de Kameel naagaat, zal men gewaar
worden, dat men de uitwendige fpieren, naamelyk die ik by den
Agonti waargenoomen hebbe, geheel en al voorby gegaan is.
De Elephant watert niet agterwaarts, maar altoos , vooruit;
gelyk dagelyks gezien is , wanneer het mannetje in de diergaarde
van Z . D. H. den Heere Prinfe van Orange was, die tot voortzetting
der Wetenfchappen , de goedheid gehad heeft my de
ontleding van dat geftorvene dier toeteftaan , en waar van wy
voorneemens zyn eerlang de Ontleedkundige Befchryving en af-
beddingen te geeven. Dit fchepzel hadt zulk eene fpier , als
de Agonti, om dat het vooruitwatert geheel niet nodig.
Te Verfailles zynde , heb ik gelegenheid gehad te zien , dat
by den Rhinoceros, zullende wateren , het raannelyk lid voor
eene gedeelte nederwaarts uit de voorhuid fchoot; welke, als
een
een leggende romynfche ejy , uit het ondereinde een tweede deel
veel dunner dan het eerfte, en met een foort van platachtig hoofdje
voorzien, voort bragt, hangende zoo laag, dat het meestal,
tegens dien tyd, op den grond fleepte. Het kwam my voor, dat
uit het nederhangend lid de pis recht nederwaarts liep. De langheid
van hetzelve fcheen, behalven dat, geheel en al ftrydig met
eene agterwaardfche verzaameling.
Het mannelyk lid van den Rhinoceros is door Edwards (a) zeer
flegt afgebeeld; Dr.' Parfons heeft ’er eene naukeuriger aftekening
van gegeeven Q>), doch ook die verfchilt merkelyk van ’t gene
ik te Verfailles gezien, en, tot beter onthoud voor my, naar het
leven afgefchetst hebbe.
Dan, wat zullen wy nu zeggen van de Heeren Sparrmann, en
Gordon, beide ooggetuigen ? Sparrmarm verzekert dat het gelyk-
vormig is aan dat van een Paard; en zeer veel verfchih van het
mannelyk lid des Ee'nhoornigen Rhinoceros door Parjons befchreeven.
Gordon, o f Allamand (e) in tegendeel , verzekert, dat het lid
precifement, juist even eens is, als het gene Parfons afgebeeld
heeft en befchreeven!
Het is gansch niet onmogelyk dat dit lid in den tweehoornigen
Rhinoceros verfchillende is van dat des Eénhoornigen, door Parfons
en Edwards afgebeeld: welke nogthans zeer van elkanderen
verfchillen, en ook van den Verfaillilchen Rhinoceros, welkers
lid ik duidelyk gezien, en getekend hebbe.
Dit is nogthans zeker uit het gene wy van den Agonti, en Ka-
meelen aangemerkt hebben, dat het oud fpreekwoord , retromin•
g it, ergo retrocoit, „ het dier watert agterwaarts, en verzaamelt
„ daarom ook zoo” , geheel geen grond heeft, en onwaar is.
Gelyk by de Elephanten, zoo fchynen ook hier de ballen inwendig
binnen in het lighaam geflooten te zyn; daar is althans geen
bal-
(a) Glanures p. 2,. (by ib. p. 535. (c) ib. p. t l & i v
Y 3