I. Een eigen aan Alle met één enkelen ronden horen, en met.
aanmerkelyke ploojen , en fchilden over het lighaatn
voorzien, zoo als door Parfons, Albinus, en de Buffbn
zyn afgebeeld.
]I, Een, met twee, platachtige horens, den een agter den anderen
zonder ploojen of fchilden, die alleen in Africa
gevonden wordt.
Uit deeze zeer zekere waarneemingen zal men gemakkelyk de
feilen verbeteren konnen, die in de Werken van andere Na-
tuurkundigen uit mangel aan gelegenheid tot onderzoek, zyrv.
ingefloopen.
UITLEGGING d e r AFBEELDINGEN.
De Eerft'e Tafel
Schildert den Africaanfchen Rhinoceros Köp met de twee Horens
van ter zy den a f, op een vierden verkleint: doch zoo als hy van
de Kaap de Goede Hoop gekoomen was, gedroogd en gerimpeld.
A. B. C. D. de voorde horen: A. B. C. zyne hairachtige, en
vezelachtige buitenzyde. C, D. het gladde platachtige gedeelte.
E . F. G. H. de kleine horen: E. G. F. het hairachtige gedeelte.
G. H. het gladde, ’t welke zeer plat was, en geene meerdere
dikte had, dan de voorde horen: zoo als uit de Derde Tafels
I. Afb. te oordeelen is.
I. M. L. de mondsopening door de drooging tot een lyn in L .
veranderd: zy is anders in den hoek L . rond, gelyk by de Paarden.
I. K. de vinger van de bovenlip;
K. M. de breede onderlip;
N . dé rand van het agterhoofds been.
by O. en verders , ziet men de yle hairtrosjes om den rand van
het oor.
I n de T W E E D E . T A F E L
Is de Eerfie Afbeelding het gelchaduwde Bekkeneel van den zelfden
Kop, met de kaak gellooten, terwyl de Tweede en Derde beL
de afzonderlyk vertoonen, om alle de deelen düidelyk te zien;
De Tweede Afbeelding
Toont den omtrek van het bekkeneel met de kiezen.
A. B. C. D. de gedaante van het neusbeen , voorhoofd,, en;
wandbeenderen tot den omleggenden zoom van het agterhoofds-
b en D.