UITLEGGING d e r AFBEELDINGEN
Van de Eerfte Tafel.
D e e z e vertoont den Orang, die ik van den Wel Ed. Heere
Boffmam in den Jaare 17 70 , ontfangen hebbe, verkleind tot
een vierde : waar van alle de deelen zoo naa mogelyk met den
pasfer zyn afgemeeten. Alleenlyk is het hair, om den omtrek
niet te verduisteren} in minder veelheid , doch evenredig aan*
geweezen.
Zy verbeeld de Orang dood, en door den geest van wyn
zeer ingetrokken, maar teffens de evenredigheid der deelen tot
elkanderen zeer naukeurig : ’t welke inzonderheid blyken z a l,
als men ze vergelykt met die der volgende Plaaten , waar op
verfcheidene ter halver grootte aangeweezen worden.
VAN DJ5 T W E E D E T A F E L .
B e Eerfte Afbeelding.
Hej: hoofd van dezelfde Orang is hier, ter halver grootte, afgetekend,
zoo net als mogelyk is geweest, ten einde het voor-
uitfteeken van de bovenkaak, den neus van ter z y d e , en het
oor benevens zynen ftand en gedaante te zien.
B e Tweede Afbeelding
Schildert het bekkeneel van ter zyde mede op de helft, met
de halswervelen, en de eerfte ribbe met het bovenftuk van het
borstbeen.
A. B. C. I. H. F. E . het flaapbeen. C. D. I. het agterhoofds.
been met de kleine naad Z. K. de beenige gehoorweg. L . het na-
gelwys beentje met de traanbuis.
M .
M. A. Z. O. het voorhoofdsbeen. A. Z. B. de oneffen rand,
waarvan de groote flaapfpier begint. Z . O. D. C. het wandbeen.
M. A. E. het zydeftuk van het wiggebeen. F. M, P. het
jukbeen.
N. P. Q. R . het groote ftuk van het opperkaakbeen, ’t welke
de kiezen en oogtand bevat.
Q. S. R. het voorfte ftuk , o f complementum van het opperkaakbeen,
waar in de fnytanden geplaatst zyn.
Q. R. De Naad door Galenus zeer duidelyk befchreeven.
H. T . U. V. de onderkaak. U. het gat, daar de derde tak
van het vyfde paar zenuwen buitenwaarts loopt.
H. W. de zeven halswervelen: waarvan de doornwyze uitfteek-
zeis te zigtbaar zyn, om ontvouwing nodig te hebben.
H. X. de eerfte ribbe, X Y het bovenftuk van het borstbeen.
c. d. de wezenslyn in den Orang van 58. gr, f g. de wezens-
lyn , zoo als dezelve door my in de Negers gevonden is , maallende
met de horizontaale lyn S , e. eenen hoek van 70. graa-
den. D- e. een loodlyn op den lyn S. e, die evenwydig is aan
den grond.
S. R. T. een lyn, welke het beloop van den rand der opper,
kaak aanwyst.
Be Berde Afbeelding.
Het geheele aangezigt, door den geest van wyn gerimpeld, is
hier mede op de halve grootte afgemaaid: men ziet ’er zeer duidelyk
uit, dat ’er geene omgekrulde lippen, die roodverwig z yn ,
op konnen plaats hebben.
Be Fierde Afbeelding
Is het beengeftel van de vorige, in welke alle de byzondere
deelen zig van zelven voordoen ; inzonderheid ziet men ’er de
plaatzing der tanden in. Het getal kiezen van gelyken, klaarer
O nog