welke U W . E. my daar mede gedaan hebben, U W. Eds. aan te
bieden, en als aan U W. E. verfchuldigd eerbiedig op te draagen!
De overige gefchenken van zeldzaame Dieren, welke U W. Eds.
de edelmoedigheid gehad hebben my in het vervolg te doen geworden
, zal ik by nadere gelegenheden trachten tot nut te maa-
ken.
Ontfangt ondertusfchen met een gunftig oog dit geringe Let-
tergèfchenk, en befchouwt het als eene oprechte blyk van een
erkennend aandenken aan U W. Eds. goedheid, en van de by-
zondere achting, waar mede ik de eere hebbe te zyn ®
W el E dele Heeren!
U W. Eds. zeer gehoorzaame,
en verplichte Dienaar
P E T R U S C AMP E R .
Klein-Lankum den 16. van
Wynmaand 1781-
JP3
O V E R H E T
E N D I E R.
E E R S T E H O O F D -D E E L.
V E R V A T T E N D E
De uitwendige gedaante, en maat en van eenige Rendieren.
§• 1. W a n n e e r men alle de Befchryvingen en Afbeeldingen van
het Rendier befchouwt, zal men toeilaan moeten; dat het te verwonderen
is j hoe een dier in het Noorden van Europa, om zyn menigvuldig
gebruik, en algemeene nuttigheid zoo overbekend, als nog
met zo weinig naukeurigheid onderzogt is, van nog heden zeer
veel opheldering nodig te hebben?
De verhandelingen van den Graave de Buffon uitgegeeven, hoe
fraai ook op zig zelve, bevatten nogthans duisterheden, welke die
groote Natuurkenner om de zeldzaamheid van het dier, niet hééft
konnen ophelderen: ook wierdt ’er in het Kabinet geen volkomen
kop van het Rendier, veel minder een geheel geraamte gevonden,
zoo dat men zig heeft moeten bedienen van eene aftekening door
den Heere P. Collinfon aan den Graave de Buffon (a~) gezonden,
die op de XII. Plaat van het XIII. Deel overgenoomen, zoo onvolmaakt
is, van onzes ’erachtens geene plaats te verdienen in dat
voortreffelyk werk.
De wydberoemde Heer Allamand heeft in de byvoegzelen tot
den
B b