Welk laatfte hy bevestigt met het Reisboek van k Geffltl rondom
de Waereld.
Dan, zelfs in de Beeren, is de duim flegts een weinig korter
en kleiner dan de vingers (V ) , en het voorhands-been Van den
pink in tegendeel iets grooter, dikker, en krachtiger, zoo dat het
niet onmogelyk is , dat deeze gewaande land toegefield is van -de
Rechter Voorpoot van een grooten Beer.
Deeze aanmerking vermeene ik genoegzaam gegrond te zyn ,om
volftrekt niettegengefprooken te konnen worden: ten minften om
zeer volledig te bewyzen, dat die hand, o f poot niet is, nog zyn
kan van eenigen Aap, Aapfoort, o f Orang- Ou'tang.
§ 6. Van de vingers, en nagels kan ik niets ftellïgs zeggen, om
dat die op -honderderleye wyzen dus hebben konnen toegefteld
zyn: alleenlyk moet ik doen zien, dat wy ons zoo ligt niet belmoren
te laaten verleiden, om te gelooven, dat immer in eenig
dier de nagels zoo verre buiten het vleesch uitgeftooken hebben,
als in de zulke, welker nagels geheel hol het uiterfte kootje dekken
; gblyk in de Honden, Leeuwen, Beeren, enz. ?
Men zou konnen tegenwerpen, dat deeze gewaande Orang dé
wyze der Oosteifche Volkeren gevolgd hadde , gelyk de Chineezen
inzonderheid nog veel uit hoogmoed doen, van de nagels buiten
de vingers, als klaauwen te laaten uitgroejen, om te doen zien,
dat zy met de handen de kost niet behoeven te winnen- Doch dit
kan by geen Wild Mensch, zoo Iterk gehard, als deeze geweest
zou hebben, plaats grypen, om dat zyne nagels zouden afflyten;
o f, wanneer ze in den weg waren, gelyk door de menlchen te
dikwerf gefchiedt, afgebeeten worden.
§• 7- Het laatfte, mede zeer overtuigend bewys zal ik haaien
uit het been, ’t welke zig volgens den Heere Allamand vertoont
in het midden van de voorhand. E lk a été coupe au milieu
du
(a) Mem. pour fervir a 1’Hift. Nat, des Animants. par Perrault, p. 62. PI. XI.
dit poignet. Die hand heeft derhalven konnen afgefneden zyn op
tweeërleye wyze: tusfchen de voorarm - beenderen, den radius,
en ulna, en de eerfte reye der beenderen van de voorhand? o f,
tusfchen de eerfte en tweede reye ? Waar die doorfnede ook ge-
fchied z y , zoo moet volgen, dat men op de afgefnedene plaats
moet konnen zien die beenderen, welke zig in zulk een geval al-
tyd vertoonen,
Eerfle Onderflelling. De Profesfor Allamand twyffelt niet, o f
het is de hand van een Orang. p. 76. j'a i parlé ci devant de la main
dlun Orang-Outang enz. dat is: ik heb te voren gelprooken van
de hand van een Orang-Outang enz. Van de hand geeft hy vervolgens
de aftekening.
Wy hebben beweezen, dat in de hand van de Bprneo-Orang waren
acht beentjes, en een Overtallig. Zie het X Hoofd. §, 6. van dé
voorgaande Verhandeling, Vier in de eerfte reye, en vier in de
tweede, hebbende het negende tusfchenbeide. Fig. 7. Plaat IV. S,
Wy hebben ten anderen getóont, dat in alle Aapen het zelfde plaats
hadde, uitgenoomen het klein verfehil omtrent de overtallige beent,
jes; waarvan ’er drie in den Pithecus o f iEgyptifchen Aap, Fig.
6. ib. a, b , c , doch in de meeste andere Aapen flegts twee gevonden
worden , a , naamelyk, en b.
Vermits nu in de doorfnede van deeze yerfierde hand flegts één
enkel been is, gelyk ik in de 4. §, van dit aanhangfel, gemeld heb-
be, en by dep Fleere Vink alle dagen gezien kan worden, volgt
ontegenzeggelyk , dat deeze hand niet is gfgpfneeden in het lid
tyslchen den voorarm en hand, om dat zig als dan vertoonen
moesten de vier beentjes van de eerfte re y e , het Naviculare,
Luaatiiw, Triquetrum , en Rotundum, even als in Fig. 7. Tab.
IV. N. L. T. U.
Een tweeden , dgt zy ook niet is afgefnaeden tusfchen de heide
reyep in; want dan moest men ’er, zoude het een Orang geweest
N 2 zyn ,