§. 2. Als ik den flokdarm van agteren geopend hadde, ontdekte
ik eene opening onder den wortel van den klap , o f
epiglottis, welke mynen kleinen vinger gemakkelyk doorliet.
Deeze opening breidde zig u it, en maakten den vliezigen hals
F , 0 , 1. welke tusfchen de twee fpieren F , H , en C , S. henen
dringende den zak I , M , N , O , voltoide. De lucht der-
halven uit de longen door de fpleet van het flrottenhoofd, geperst
, loopt door deeze Opening in dien zak en zet hem ,
evenredig aan haare kracht uit: even zoo als ik die deelen met
elkanderen in de VIL afbeeld, vertoond hebbe, wélke ik om
hunne zeldzaamheid als nog in geest van brandewyn bewaare.
De hals van het Rendier moet in dat geval van onderen geweldig
zwellen op die plaats; misfchien wordt ’er een dergelyke
zak gevonden by den Elant, die door Linnaeus (a) de Carun-
culfl gutturalit genoemd wordt en welke de Buffbn ontkent
en flegts als eene toevallige ziekte aangemerkt wil hebben (b').
Ook zegt ’er Perrault niets van in de Ontleedkundige befchry-
ving van den Elant. Deeze Cdruncula verdient derhalven nader
onderzogt te worden. Misfchien is zy niet anders dan eene
groote uitzetting van het ftrottenhoofd, dat is van de Cartilago
Hyroidea, gelyk in de Antilope Gutturofa, de Antilope met den
Krop, zoo uitvoerig door den onvermoeiden Heere Palias QP).
Dees zonderlinge króp doet ons overtuigend zien, hoe veele
verfchillendè wegen de Natuur dikwyls inllaat, om zonder uit-
wendigen fchyn eene groote verandering voort te brengen. In
de Alonate o f Heurkur is het tongebeen zelf, hier het Strots-
kraakbeen geweldig üitgehold , terwyl de vliezige zak in het
Rendier iets dergelyks bewerkt.
§. 3. Reets over meer dan 20 jaaren heb ik dergelyk een zak
in
(«) ib. Gen. 29. Sp. 2. p. 92. (b) ih. Tom. XII. p. 112 en 113.
(e) Specileg. Zootom. fafcil. XII. p. 46.
in verfcheidene Baviaanen, en Aapen ontdekt, zoo als wy dien
thans zeer uitvoerig befchreeven hebben in de eerfte Verhandeling
over den Orang Outang het II. Hoofd-deel, §. i. bladz. 38. en
afgebeeld op de III. Tafel in de III en IV . Figuur. Dan by de
Aapen vindt men de twee fpieren F , H , en C , I. niet, ook fchy-
nen zy niet nodig om dat de luchtfak by de Aapen door de breede
halsfpieren gedekt, en gedrukt wordt: in het Rendier heeft zulks
geene plaats, en daarom fchynen deeze twee fpieren ’er toegevoegd
te zyn.
Vermits nu dit Rendier van het manlyk geflacht was, kunnen
wy alleenlyk zeggen, dat deeze luchtzak in het mannetje voorzeker
gevonden wordt. Voor de ontdekking van dit zonderlinge
fpraaktuig, Dam-harts-bokken ontledende, heb ik altoos verzuimd
om ’er op te letten: doch in de Hindes wist ik zeker, dat deeze zak
niet gevonden wierdt, als ik deeze waameemingen aan den Heere
Allamand toezond, gelyk zy door hem uitgegeeven zyn ( d). Zeden.
heb ik met opzet een jongen Damharten Bok ontleed, en
niets van dien aart gevonden. Waar uit blykt, dat deeze zonderlinge
zak alleenlyk eigen is aan het fpraaktuig van eenige Aapen,
en aan het Rendier, twee geflachten zoo verfchillend van elkander,
dat men voorzeker zulk eene gelykvormigheid van fpraaktuig
in dezelve niet verwagten zoude!
Z E V E N D E H O O F D -D E E L
Over de Poot en, en Schoenen van het Rendier.
§. ï . De Rendieren maaken volgens het getuigen van alle die
hunne koude gewesten doorreisd z yn , een byzonder gekletter met
hunne pooten zoo draa zy beginnen te loopen» zelfs zoo hard
eene
(o) Additions, ib. p 53.