konnen gebruiken, terwyl de andere naulyks één van beiden ge-
inakkelyk, en met voordeel zou hebben konnen aanleggen. De
Hand der horens zal even weinig in den Rhinoceros, als in alle
andere gehorende Dieren, altoos gelykvormig zyn.
De Zweedfche Natuurkundige merkt op, dat aan beide de genachten
twee horens eigen zyn , doch dat zy niet altyd evenredig
zyn aan de grootte van het lighaam, ook niet de voorfte aan de
agterfte, maar wel dat de voorde by allen altoos de grootfte is: ’t
welke door den Heere Gordoü mede bevestigd wordt, zoo als de
beroemde Prof. AUamand (V) getuigt. Ook hebben wy in de voorgaande
Afdeeling dit reets duidelyk aangetoont.
In den jaare 1777. te Parys zynde, kogt ik het neusbeen met
twee horens van een zeer jongen Rhinoceros, waar van de voorfte,
en grootfte horen lang was 6‘ duim, de kleinfte 2§. De mid-
dellyn der zetels van den eerften 3' d. de afftand van elkanderen
1 Rhynl. duim.
Sedert heb ik nog een vierden aangekogt, da^ is het voorftuk
van den neus eens Africaanfchen Rhinoceros met twee horens, driekant
tot het einde toe, waar van de voorfte zeer krom agterwaarts
geboogen is met de punt, lang 25. duim: de tweede 6. duim
§. 4. Het zal der moeite waard zyn om hier eenige meerder dan
deeze vier voorbeelden aan de hand te geeven, ten einde te toonen,
dat de Rhinoceros koppen, o f derzelver fnuitftukken met twee horens
meer dan een’ Eeuw lang in Europa bekend geweest zyn.
Lucas Schröckius (b) melde reets in den jaare 1686. dat te
Weenen door den Apotheker Micbeli een dubbele Rhinoceros ho.
ren vertoond wierdt, waar van de grootfte was drie Ipan o f 24.
duimen, gekromd naar den kleinen horen, aan welken hy door
middel van een gering gedeelte dik vel ter afftand van omtrent één
duim
00 ib. bladz. 10
( t ) Ephem. Med. Phyf. Nat. Cunof. Dec. IL Anno V. p. 463.
duim was vast gehegd. De middellyn van den kleinen was gelyk
aan dien des grooten, en de kleine horen zelf een fpm, dat is 8
duimen lang, uitloopend in een fcherpen punt, doch een weinig
breeder dan de voorfte; voor het overige genoegzaam recht. Op
' e,!e” gtó der horens naajk°mt het overige met de gedaante,even-
redigheid, en afftand van onzen hier afgefchilderden kop Tab. I.
volmaakt overeen.
Schröckius trok hier te recht dit gevolg uit, dat ’er Rhinoceros-
fen waren met twee horens; en dat derhalven de aangehaalde
plaats uit Martialis geene verbetering vorderde.
De beroemde Th. Klein ('a) maakt gewag van het Natuur Ka-
binet van Petersburg Vol. I. Part. I. p 338. als waar in Rhinoce-
rosien met twee horens gevonden worden. Gelyk ook, dat ’er in
het Kabinet te Dresden dubbele horens bewaard worden, mede van
dit dier, en door vel vereenigd.
Klein geeft zelfs de afbeelding van voren, van ter zyden, en
van onderen van een dubbelen horen, mede door vel vereenigd;
doch deeze zyn kleiner dan van onzen Rhinoceros, Aanmerkelyk
was de dubbele horen in het Deenfche Kabinet door Olaus Jaco-
\ haeus befchreeven , volgens het getuigen van Klein 0 ) , de een
was twe evoeten, de andere één voet lang. T?Bartholinus (?)
befchryft er een met twee horens; vervolgens deelt hy eene ruu-
wefchetze mede van den dubbelen horen nog op het been vast
gehegd, welke by zyn tyd in de Verzaameling van Swammerdam
den Vader, en dus over meer dan eene eeuw gezien wierdt,
Het is er zoo mede gelegen, dat zy in Africa dan eens de beide
horens met het vel te gelyk van de neusbeenderen afligten, dan
er eens het geheele ftuk been teffens van af houwen, ’t gene evenwel
met gemakkelyk, dan in de jongen zal gefchieden.
00 Qiiadrupedum difpofiuo. Lipfhe, Ao. i 7J i . p. 3I. („) 1 I
niS co rn iL .n“ bf' B i l Cap’ W ^ Rhinocerote bi